v./m. (-fen), stof (vast, vloeibaar en gasvormig), die uit de aardkorst gedolven kan worden. Van de delfstoffen worden de bouwmaterialen uitgezonderd, die niet omwille van hun samenstelling, doch van hun mechanische en fysische eigenschappen gewonnen worden.
Tot de belangrijkste delfstoffen behoren:1. de fossiele brandstoffen (bruinen steenkolen, petroleum, aardgas, bitumineuze schiefers en zanden);
2. de metaalertsen (ijzer, aluminium, niet-ijzer basismetalen, edele en zeldzame metalen);
3. de zouten of andere grondstoffen voor de scheikundige nijverheid of meststoffen (zout, kali, gips, zwavel, pyriet, fosfaten, enz.);
4.diverse stoffen met bijzondere eigenschappen (b.v. edelstenen, asbest, talk, glimmer, grafiet).
Litt. F.Friedensburg en G.Dorstewitz, Die Bergwirtschaft der Erde (7e dr. 1976).