I. bn.,
1. uit een of meer daden bestaande, zich in daden uitend: iedere dadelijke poging; feitelijk, werkelijk;
2. aanstonds werkend of plaatshebbend, onmiddellijk: dat levert geen nut op;
II. bw.,
1. bepaald, eigenlijk: niet dadelijk mooi, maar toch wel aardig; aanstonds, onmiddellijk: ik zal u dadelijk antwoorden; kom je haast? ja dadelijk.