Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Cultuurgeschiedenis

betekenis & definitie

v., geschiedenis omtrent de ontwikkelingsgang van de cultuur.

De term cultuurgeschiedenis werd voor het eerst aan het eind van de 18e eeuw gebruikt. Daarvóór waren er echter al historici, die bewust probeerden het enge kader van de politieke en religieuze geschiedschrijving te doorbreken. Voltaire schonk in zijn Essay sur les moeurs (1744—54) aandacht aan de zeden en gewoonten van de volkeren, de invloed van economische factoren en aan de ontwikkeling van kunsten en wetenschappen. In de 19e eeuw ging men cultuurgeschiedenis opvatten als de geschiedenis van de ‘hogere beschaving’. Een bekende vertegenwoordiger van deze richting was J.Burckhardt met zijn Die Kultur der Renaissance in Italien (1860), waarin hij overigens de politieke geschiedenis beslist niet geheel uitsloot. Aan het eind van de 19e eeuw ontbrandde in Duitsland een strijd over de vraag of de historicus zich alleen met de politieke geschiedenis of ook met cultuurgeschiedenis moest bezighouden.

Deze vraag is inmiddels overbodig geworden, nu ook historici zich de uit de antropologie bekende opvatting hebben eigen gemaakt, dat cultuur alle activiteiten van de mens omvat, dus ook zijn politieke. Daarmee is echter wel de vraag naar de mogelijkheid van een cultuurgeschiedschrijving steeds klemmender geworden. Gezien de toenemende specialisatie in de geschiedeniswetenschap is het nauwelijks meer gebruikelijk een algemene cultuurgeschiedenis te schrijven. In Nederland was de bekendste beoefenaar van de cultuurgeschiedenis J.Huizinga, uit wiens Herfsttij der Middeleeuwen duidelijk de invloed van Burckhardt blijkt. Na de Tweede Wereldoorlog lanceerde J.Romein de term ‘integrale geschiedschrijving’. Hij meende dat de steeds verdergaande specialisatie het ‘totaalbeeld’ van een bepaalde periode verloren deed gaan en vond dat hij als historicus de taak had de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende levensgebieden te beschrijven.

LITT. F.Jodl, Die Kulturgeschichtsschreibung (1878); D.Schafer, Das eigentliche Arbeitsgebiet der Gesch. (1881); E.Gothein, Die Aufgaben der Kulturgesch. (1889); K.Lamprecht, Die kulturgeschichtl. Methode (1900); J.H.Robinson, The new history (1912); H.E.Barnes, The new history and the social studies (1925); J.Huizinga, De taak der cultuurgeschiedenis (in: Verzamelde werken VII, 1950); J.Romein, Integrale geschiedschrijving (in: Eender en anders, 1964); K.J.Weintraub, Visions of culture. Voltaire, Guizot, Burckhardt, Lamprecht, Huizinga, Ortega y Gasset (1966); E.H.F. Gombrich, In search of cultural history (1969).