Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Cultuurfilosofie

betekenis & definitie

v. filosofische bezinning op het verschijnsel cultuur.

Cultuurfilosofie is o.a. gericht op de volgende facetten:

1. de aard van cultuur: -cultuur, algemeen.
2. cultuur in ontwikkeling: is cultuur een accumulatief proces, d.w.z. worden er voortdurend nieuwe waardevolle elementen aan toegevoegd, zonder dat van het oude iets wezenlijks verloren gaat? Of is cultuur b.v. een proces dat lijkt op een kringloop (cultuurkringlooptheorieën)? Dit probleem behoort tevens tot het terrein van de geschiedenisfilosofie;
3. het ontstaan van cultuur: De vele pogingen die sinds de Grieken zijn gedaan om het ontstaan van cultuur te verklaren, kunnen worden onderscheiden in a. geschiedfilosofische, b. filosofisch-antropologische pogingen. In de 19e eeuw maakte een aantal geschiedfilosofische theorieën opgang waarin het ontstaan van de cultuur eenzijdig uit één enkele factor werd verklaard, b.v. het klimaat, de geografische omgeving, het ras, de produktieverhoudingen of de ‘grote mannen’ (geschiedenisfilosofie). De filosofisch-antropologische theorieën pogen een antwoord te geven op een nog fundamenteler vraag: hoe is het te verklaren, dat van alle levende wezens alleen de mens cultuur heeft? Men heeft hier gewezen op de intelligentie en de taal van de mens en op het feit, dat hij een sociaal wezen is. De menselijke cultuur kan niet op eenvoudige wijze tot één enkele oorzaak herleid worden, maar er kan wel een zinvolle samenhang geconstateerd worden tussen de specifieke lichamelijke uitrusting van de mens en de menselijke cultuur;
4. de invloed van de cultuur op de mens. Ieder mens is dus in elke van zijn handelingen een cultuurwezen. Dit wil echter niet zeggen, dat ieder mens in elke van zijn handelingen cultuurscheppend optreedt. Ware dit het geval, dan zou elk mens weer volledig ‘bij het begin’ moeten beginnen, en zouden al zijn cultuurverworvenheden zijn eigen persoonlijke ontdekkingen zijn. Dit is niet het geval. In de lange eerste levensperiode, waarin de mens nog onzelfstandig en hulpbehoevend is, wordt hij ‘opgevoed’, d.w.z. in de cultuur van zijn omgeving ingewijd, en ook daarna, in zijn volwassenheid, steunt de enkeling bij al zijn handelingen op verworvenheden van vroegere generaties en tijdgenoten. Zelfs de meest creatieve persoonlijkheden, kunstenaars, filosofen, wetenschappelijke onderzoekers en uitvinders, hebben van hun persoonlijke geestelijke bezit het overgrote deel aan de hen omgevende cultuur te danken en slechts een zeer klein gedeelte aan eigen creativiteit. En ook bij hun creatieve werkzaamheid ondergaan zij in sterke mate de invloed van de hen omringende cultuur. De mens is dus niet alleen schepper van cultuur, maar ook produkt van één der historisch ontstane culturen, cultuur, sociologie, cultuurpatroon.

Litt. N.Elias, Über den Prozess der Zivilisation (2 dln. 1939; herdr. 1969); E.Cassirer, An essay on man: an introd. to a philosophy of human culture (1953); N.Hartmann, Das Problem des geistigen Seins (2e dr. 1949); H.R.Niebuhr, Christ and culture (1956); C.A.van Peursen, Cultuur en christ. geloof (1955); E.Callot, Civilisation et civilisations (1953); J.Goudsblom, Nihilisme en cultuur (1960); M.Landmann, Der Mensch als Schöpfer und Geschöpf der Kultur (1961); W.Ehrlich, Kulturphilosophie (1964).

< >