Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-08-2021

Conditionering

betekenis & definitie

[Fr. condition, voorwaarde, situatie], v. (-en), (psychologie en ethologie) een vorm van leren, waarbij geconditioneerde of voorwaardelijke reacties worden gevormd.

ethologie. Gebleken is dat leerprocessen die te vergelijken zijn met de instrumentele conditioneringsprocessen een belangrijke rol spelen in natuurlijke situaties. Zo leren sepia’s (inktvisjes) steeds beter om voorbijzwemmende garnaaltjes te vangen en jonge eekhoorns leren steeds beter om noten open te maken. In beide gevallen is op het eerste gezicht sprake van gedragsverandering onder invloed van beloning (voedsel in dit geval). Maar ook als men de inktvisjes de garnalen achter glas aanbiedt en de eekhoorns geleegde en weer dichtgemaakte noten geeft, verloopt het leerproces op dezelfde wijze. Hoe de beloning werkt is dus problematisch.

Verder is gebleken dat er beperkingen zijn van leervermogen: lang niet altijd ontstaan gedragsveranderingen als gevolg van beloning of straf. Waarschijnlijk zijn de bij ratten, duiven e.d. gemakkelijk te houden dieren gevonden principes van het leren niet eens algemeen geldig. Zeker is dat bepaalde onderdelen van gedrag die buitengewoon dwingend verlopen niet of nauwelijks door instrumentele conditionering te beïnvloeden zijn.

Litt. R.A.Hinde enz., Constraints on learning (1973); N.J.Mackintosh, The psychology of animal learning (1974).

PSYCHOLOGIE

In de psychologie onderscheidt men twee vormen van conditionering, de klassieke en de instrumentele of operante.

1. Van klassieke conditionering spreekt men wanneer een reactie die oorspronkelijk opgewekt werd door prikkel of situatie A, ook opgewekt wordt door prikkel of situatie B, na een leerproces waarin B onmiddellijk voorafging aan of samenging met A. Het verschijnsel werd voor het eerst systematisch onderzocht door de Russische fysioloog I.P. Pavlov. Deze had bij onderzoek naar de maagsecretie van honden geconstateerd dat de dieren o.a. al bij het horen van de voetstappen van de oppasser speeksel gingen afscheiden. Dit verschijnsel heeft hij vervolgens in een serie experimenten bestudeerd. Daartoe werd bij de hond een buisje aangebracht, waardoor speeksel rechtstreeks uit een speekselklier kon worden opgevangen en gemeten. Wanneer vervolgens vleespoeder in de mond van de hond werd geblazen, reageerde het dier reflexmatig met het afscheiden

van enige druppels speeksel. Deze reactie wordt de onvoorwaardelijke of ongeconditioneerde reactie genoemd (ur: unconditioned response), de prikkel waardoor hij wordt opgewekt (hier dus het vleespoeder) de onvoorwaardelijke of ongeconditioneerde prikkel (us: unconditioned stimulus). Daarna bood men, vlak voor het inbrengen van het vleespoeder, een andere prikkel aan, b.v. het geluid van een bel. Na enige keren bleek alleen het geluid van de bel al voldoende te zijn om de speekselafscheiding op te wekken: de bel was tot voorwaardelijke of geconditioneerde prikkel (cfe: conditioned stimulus) geworden; de door deze prikkel opgewekte reactie noemt men de voorwaardelijke of geconditioneerde reactie (cr: conditioned response). Wanneer men even voordat het belsignaal klinkt een licht aansteekt (zonder na de bel het vleespoeder aan te bieden!), zal na enige keren het aangaan van het licht al voldoende zijn om de CR teweeg te brengen. Men spreekt dan van secundaire of ‘higher order’-conditionering.

Een CR verdwijnt op den duur als de cs steeds zonder de us wordt aangeboden. Men spreekt dan van ‘uitdoving’. Er is dus regelmatige bekrachtiging nodig om de gevormde koppeling in stand te houden. Verder onderzoek heeft aangetoond dat ook andere autonome activiteiten, zoals hartactiviteit, bloeddruk, activiteit van de zweetklieren, oogknipreflex, pupilverwijding, met behulp van klassieke conditioneringsprocedures te beïnvloeden zijn.

2. De instrumentele (of: operante) conditionering is in eerste instantie vooral onderzocht door de Amerikaanse psycholoog B.F.Skinner. Voor het onderzoek van deze vorm van conditionering ontwierp hij de zgn. skinner box, een gesloten kooi, waarin zich een hefboompje bevindt. Als een proefdier, b.v. een rat, op het hefboompje drukt, komt er wat voedsel of water in een daartoe bestemd bakje. Nu wordt b.v. een hongerige rat in de kooi geplaatst. De rat zal de ruimte gaan verkennen; na enige tijd zal zij bij deze exploratie op de hefboom drukken, waarna voedsel, b.v. een graankorrel, in het bakje valt. De rat eet het voedsel op, drukt na enige tijd weer op het hefboompje, krijgt opnieuw voedsel, enz. Geleidelijk aan leert de rat direct het hefboompje neer te drukken om het voedsel te bemachtigen; het neerdrukken is een geconditioneerde reactie (cr) geworden. Het consumeren van de voedselkorrel noemt men de bekrachtiging (reinf orcement).

Het essentiële verschil tussen beide vormen van conditionering is, dat bij klassieke conditionering het tijdstip van beschikbaar komen van het voedsel volledig bepaald wordt door de proefleider, terwijl bij operante conditionering de proefpersoon of het proefdier zelf kan bepalen wanneer voedsel ter beschikking komt, nl. door een gewenste reactie te vertonen.

Oorspronkelijk dacht men dat autonome activiteit uitsluitend te beïnvloeden was met behulp van klassieke conditionering. Later onderzoek heeft echter duidelijk gemaakt dat autonome activiteit ook met behulp van operante conditioneringsprocedures beïnvloed kan worden. Bij operante conditionering van autonome reacties definieert men de gewenste respons van te voren: b.v. een daling van de hartfrequentie. Telkens wanneer nu de proefpersoon of het proefdier die gewenste daling van de hartactiviteit vertoont, leidt dit automatisch tot een bekrachtiging. In verschillende onderzoeken is aangetoond dat men op deze wijze systematische hartfrequentiedalingen of -stijgingen kan bewerken.

De conditioneringsprincipes hebben grote invloed gehad op de psychologie (psychoreflexologie), m.n. op het gebied van het leren. Volgens sommige psychologen zou alle leren herleid kunnen worden tot deze principes. Inderdaad zijn zij belangrijk gebleken m.n. om het gedrag van dieren te verklaren. Ook kan men stellen dat kinderen gedragingen die positieve reinforcement ondervinden, zullen herhalen, en die welke door negatieve reinforcers (straf, vermaning) worden gevolgd, zullen nalaten of vermijden, al is het verband hier gecompliceerder dan bij positieve reinforcement. Het is echter niet duidelijk in hoeverre het complexe menselijke gedrag met behulp van conditioneringstheorieën bevredigend verklaard kan worden.

Litt. G.A.Kimble, E.R.Hilgard en Marquis, Conditioning and learning (1961); H.C.J.Duijker en R. Vuyk, Leerboek der psychologie (1970); E.R.Hilgard en G.H.Bower, Theories of learning (4e dr. 1975); S.H.Hulse, J.Deese and H.E.Egeth, The psychology of learning (4e dr. 1975).

< >