Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-07-2019

Commune

betekenis & definitie

[Fr.], v. (-s),

1. (politiek) binnen de communistische wereld ben. voor een vorm van gemeenschappelijk bezit en bestuur (e);
2. (sociaal) verzamelnaam voor die samenlevingsvormen die een alternatief willen zijn voor instituties als huwelijk, huishouden en gezin (e).

De communistische commune kent een geschiedenis van ca. een eeuw. De term commune heeft hier inhoudrijke betekenis sedert de Commune van Parijs (1871). In 1927 ondernam de Komintern in China een mislukte putsch, die als de Commune van Kanton de geschiedenis is ingegaan. In Rusland waren intussen bedrijven, communes, gevormd waarbij ook huisraad e.d. in gemeenschappelijk eigendom was overgegaan. Deze uiterst principiële doorvoering van het communisme had weinig succes, zodat de Sovjetautoriteiten er steeds minder voor gingen voelen. In 1958 werden op het gehele Chinese platteland communes gevormd.

Daarbij waren ook de maaltijden en vaak de slaapkamers collectief. Deze communes werden georganiseerd om naast de landbouw eenvoudige dorpsindustrieën op te zetten. Men hoopte dat intensiever inzet van het arbeidspotentieel de kapitaalschaarste zou compenseren. De kleine ijzerovens en andere industrie projecten onttrokken echter te veel arbeid aan de landbouw en de collectivering doodde de arbeidsprikkel. Vandaar dat de communes in kleinere arbeidsbrigades werden gesplitst, waarbij aan de boeren ook weer particuliere grond werd toegewezen. Wel zijn de communes nog als administratieve eenheden blijven voortbestaan.

Als zodanig oefenen zij ook toezicht uit op de bedrijven in hun ressort. Sinds het midden van de jaren zestig drongen zij de particuliere grondbewerking geleidelijk terug. In de Chinese grondwet van 1975 wordt de commune omschreven als ‘een organisatie die regeringsadministratie en economisch beheer integreert’. Deze communes functioneren vrijwel uitsluitend op het platteland.

Litt. F.Schurmann, Ideology and organization in China (1966); E.van Groeling, Chinas langer Marsch wohin? (1971).

Daarnaast kent men in de westerse samenleving sedert m.n. de jaren zestig van de 20e eeuw de commune als alternatieve sociale vorm, alternatief voor instituties als b.v. huwelijk en gezin, seksualiteit. De communeleden keren zich tegen de traditionele rolverdeling tussen man en vrouw en ouders en kinderen. Door te proberen in eigen onderhoud te voorzien of althans het in ‘de maatschappij’ verdiende geld te verdelen, hopen de communards zich steeds onafhankelijker te maken van een baan tegen loon of salaris, waardoor ze immers afhankelijk blijven van een produktiesysteem en van onwaardig geacht en autoritair gestructureerd werk. Wat de manvrouw-verhouding betreft is de communefilosofie van de jaren zestig sterk doordrongen van het gelijkheidsbeginsel. De vrouw moet in principe even zelfstandig kunnen zijn en dezelfde ontplooiingskansen hebben als de man. Dit verandert ook de verhouding tussen ouders en kinderen.

Kinderen in communes moeten meer dan één (de natuurlijke) vader en/of moeder in die commune kunnen kiezen: alternatieve ouders. Ook de verhouding tussen het kleine gezin en de andere communeleden verandert. Met het gelijkheidsbeginsel hangt doorgaans ook het beginsel samen dat men elkaars bezit niet is, de vrouw niet van de man, de kinderen niet van de ouders. Dit verwerpen de communards juist zo sterk in het burgerlijke kleingezin: dat het met handen en voeten aan de huidige welvaartsmaatschappij met haar consumptiedwang en uitbuitende bezitsverhoudingen gebonden is. In het burgerlijk middenstands- en hogere-klassengezin kan de man buitenechtelijke verhoudingen hebben, die echter doorgaans niet officieel zijn. In de commune streeft men ernaar zowel man als vrouw relationele en meer specifiek seksuele vrijheid te verschaffen.

Dit heeft in de meeste zestiger-jarencommunes spanningen veroorzaakt, omdat de, grotendeels door traditie gevormde gevoelens van de leden zich niet vanzelf hierbij aanpasten. Veel communegroepjes zijn daardoor uiteengevallen. Ziet men in communes (of kleine leefgroepjes) aanvankelijk nogal eens bestaande, zij het niet altijd officieel gehuwde paren scheiden, na enige tijd komt men weer op een bestendige emotionele basis terug of hebben zich nieuwe, toch weer bestendige paren gevormd, die doorgaans minder met taboes en statusattributen omringd zijn dan burgerlijk gehuwden. Omdat veel communes niet alleen uit praktische overwegingen gevormd zijn (zoals studentencommunes als gevolg van woningnood) maar een ideologische component hebben, laten sommige groepjes ook uitdrukkelijk van zich horen, zoals de groep Morrannon met Kormallen, een tijdschrift dat een paar jaar lang in Amsterdam verscheen. Dit geschiedde ook door het organiseren van vormingsweekenden of het meedoen aan buurtacties. Een bekende commune die gezond leven propageert door alternatieve landbouw is die van de ‘Hobbitstee’ in Drenthe met het blad De Waterman.

In Nederland bevinden zich tientallen communes in oude huizen (al dan niet illegaal bewoond) in de grote steden, maar ook in de noordelijke provincies op het platteland. Beide hebben een element van teruggetrokkenheid. De meeste van de hier bedoelde communes uit de jaren zestig tellen drie tot vijftien leden. Mede door die beperkte omvang ontstaat een min of meer bedoelde sfeer van grootgezin, dat de functies van gezelligheid, geborgenheid en onderlinge solidariteit overneemt, die het kleine burgergezin uit de welvaartssamenleving is kwijtgeraakt aan instellingen en organisaties.

In de VS komen honderden drop-outs, hippies en kunstenaarscommunes voor. Zeer bekend werd ook in Europa de toneelspelende groep ‘Living Theatre’, die zich naderhand in Berlijn vestigde en tenslotte in kleinere groepen uiteenging. Ook in Engeland, België en de Scandinavische landen bloeit het communeleven enigermate; minder is ervan bekend uit de BRD en Frankrijk, zij het dat in de BRD een paar uitgesproken politieke communegroepjes van studenten (Kommune I en II in Berlijn) door hun verslagen, Kursbuch van zich deden spreken.

LITT. J.von Duss-van Werdt (red.), Kommune und Grossfamilie (documenten, programma’s; 1972); E. Verhoeyen en J.Loones, Gezin, kommune en maatschappij (1972); R.Moss Kanter, Commitment and community (1972); J.Vroemen, Communes op zoek naar nieuwe samenlevingsvormen (1973); J. Roos, Communes en communiteiten (1974); J. Rothchild en S.Wolf, The children of counterculture (1976).