Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

canapé (kanapee) , meubelstuk

betekenis & definitie

canapé (kanapee) , meubelstuk - [Laat lat. canapeum, Gr. koonopeion, muggennet], m. (-s), gestoffeerde rustbank met achter- en zijleuning.

De canapé, een zitbank gevormd als een verbrede fauteuil met beklede rugleuning en meestal open armleuningen, soms met acht tot tien poten, ontstond in de 18e eeuw in Frankrijk. In stijl volgt de canapé, die vooral in de 19e eeuw een geliefd meubel was, de stoel.