Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Byzantijnse kunst

betekenis & definitie

de kunst die niet alleen omvat de kunst van het Byzantijnse Rijk, maar tevens gedurende lange tijd die van de andere grieks-orthodoxe staten. De Byzantijnse kunst ontstond tussen de 4e en 6e eeuw uit vroegchristelijke, hellenistische en oosterse elementen.

Zij getuigt van een dogmatisch, theocratisch en sterk ritualistisch karakter. Vandaar de verstarde indruk die de Byzantijnse kunst vaak geeft: elke verandering van gebaar of uitdrukking in een icoon, zou een aantasting van heilige teksten kunnen zijn.

In de 6e-eeuwse Aya Sofia te Istanbul vindt men een beroemd voorbeeld van het karakter van de Byzantijnse kunst: een hiërarchie van welvingen, waarvan elk een andere draagt en reikt naar de bekroning door de centrale koepel. In dergelijke bouwwerken moesten de wanden (mozaïek, marmerlambrizeringen) en ruimte als het ware veroneindigen, immaterialiseren, maar alle beschildering (fresco’s, mozaïek) en plastiek bleef volkomen ondergeschikt aan de totaliteit van de bouwconceptie.

De Byzantijnse kunst heeft ondanks haar veelal starre vormen wel degelijk een ontwikkeling doorgemaakt: zo zeer zelfs dat de vroegmiddeleeuwse werken vaak in hun soort een grote rijpheid en schijnbaar volkomen afgesloten perfectie vertonen, terwijl de latere kunst fris en als volkomen openstaand voor verdere ontwikkeling aandoet. Er kan moeilijk van opkomst en neergang worden gesproken.Er zijn in de Byzantijnse kunst drie bloeiperioden te onderscheiden.

1. De Vroegbyzantijnse periode, onder keizer Justinianus I (527-65), toen o.a. de Aya Sofia en de kerken te Ravenna werden gebouwd. Deze kunst had een monumentaal en streng karakter, figuren werden zuiver frontaal afgebeeld.
2. De Macedonische renaissance of Middelbyzantijnse periode (867-1056), die volgde op het iconoclasme (726—842; zie beeldenstrijd), met het verbod op het uitbeelden van religieuze onderwerpen. De hernieuwde klassieke invloed blijkt uit de meer realistische en plastische weergave van de figuren. De islamitische kunst was het voorbeeld voor de gestileerde decoratieve motieven.
3. De renaissance of Laatbyzantijnse periode, onder de dynastie van de Paleologen (1261-1453). De oude onderwerpen werden met meer vrijheid behandeld, de scènes zijn levendig, de figuren lang en verfijnd.

De eerste ontwikkeling van de Byzantijnse architectuur dateert van tussen de 4e en 6e eeuw. Karakteristiek voor deze kunst werd de kruiskoepelkerk, waarbij de koepels rustten op een vierkant gebouw en samen met de gewelven de kerken van buiten de vorm van een Grieks kruis gaven. De koepel stamde uit Perzië en Mesopotamië, waar bouwhout schaars en tegelstenen overvloedig waren. De Byzantijnen vonden bij de constructie het pendentief uit, de welving in elk van de vier hoeken van het vierkante grondgebouw. Aan de voornaamste apsis aan de oostzijde sloten wederzijds twee kleinere apses, de diakonikon (sacristie) en de prothesis (in gebruik tijdens het eerste deel van de avondmaalsperiode), aan. Aan de westzijde lag gewoonlijk een narthex (voorhal).

De kruiskoepelkerk bleef tot in de middeleeuwen in het gebied van het Byzantijnse Rijk het meest voorkomende type kerkgebouw. Als hoogtepunten van de Vroegbyzantijnse kerkbouw gelden de San Vitale te Ravenna, de H. Sergios en H. Bakchos te Istanbul (beide op achthoekige grondslag met omgang van twee verdiepingen), de Aya Sofia als proeve van centraalkoepelbouw, en eveneens te Istanbul de Irenekerk, die een zgn. halfbasiliek vormt. Onder de Macedonische dynastie en de Komnenen bereikte de kunst een nieuw hoogtepunt, dat decoratief treffend tot uiting komt in de Hagios Loukoskerk te Dafni (11e eeuw).

De Byzantijnse schilder- en mozaïekkunst, slechts van elkaar verschillend in techniek, niet in stijl en iconografie, diende voornamelijk om de kerken te versieren. Meesterwerken van mozaïekkunst uit de [ Vroegbyzantijnse periode bevinden zich vooral te Ravenna: o.a. het mausoleum van Galla Placidia (5e eeuw), de San Vitale en de San Apollinare Nuovo (6e eeuw).

De hellenistische scholen die de Byzantijnse kunst mede haar vorm gaven, zijn in de vroege mozaïekkunst duidelijk te onderscheiden. De Alexandrijnse school met haar driedimensionale en realistische voorstelling beïnvloedde b.v. de mozaïeken in de Santa Maria Maggiora in Rome (eind 4e eeuw), terwijl in de voornamelijk ornamentale decoratie van de Santa Costanza te Rome (4e eeuw) en de heiligen en martelaren van het schip van de San Apollinare Nuovo te Ravenna de invloed van de school van | Antiochië te herkennen valt. Deze Vooraziatische school, tweedimensionaal gericht en symbolisch van aard, zou de Byzantijnse iconografie in grote mate bepalen.

In de Middelbyzantijnse tijd werd het schema voor de kerkdecoratie vastgelegd: in de koepel de Pantokrator met de aartsengelen, profeten en apostelen, in de apsis Maria met Kind, in het schip en de zijbeuken de gebeurtenissen uit het kerkelijk jaar als geboorte en kruisiging en de heiligenlevens. Een van de best bewaarde mozaïekschema’s is te zien in de kloosterkerk van Dafni bij Athene (11e eeuw). De Sofiakerk te Ohrid in Macedonië is een typerend voorbeeld van een beschilderde kloosterkerk uit deze tijd. Tijdens de renaissance onder de dynastie van de Paleologen, toen de rijkdom van Byzantium verdwenen was, werden de mozaïeken vervangen door de goedkopere fresco’s. Op de berg Athos in Griekenland en in Mistra tonen de fresco’s de grotere levendigheid en sierlijkheid van deze laatste opleving van de Byzantijnse kunst.

Ook de miniatuurkunst, die veel bijdroeg tot de verbreiding van de Byzantijnse kunst, kende naast elkaar een hellenistische en een oosterse stroming. In de vroege handschriften trad de hellenistische richting op de voorgrond (Parijse Psalter, 9e eeuw). Vanaf de 11e eeuw werden de miniaturen abstracter en gestileerder. Het effect wordt bereikt door kleurenpracht en het gebruik van veel goud.

De Byzantijnse beeldhouwkunst was voornamelijk tweedimensionaal. Het interieur van de kerken werd rijkelijk versierd met reliëfs met veelal decoratieve thema’s (kapitelen, koorhekken). De ivoorsnijkunst stond op een hoog peil. In de vroege tijd werden de ivoren plaquettes vooral versierd met religieuze onderwerpen en ornamenten (stoel van Maximinianus in Ravenna, 6e eeuw). Later werden naast de religieuze twee- en drieluiken, de consulaire diptieken en rozettenkistjes met profane onderwerpen vervaardigd.

De decoratieve kunsten kregen veel aandacht: edelsmeedwerk, email, textiel en glas van hoge kwaliteit werden vervaardigd en over geheel Europa verbreid. zie afb. [drs.M.M.L.Netto-Bol]

LITT. O.Demus, Byzantine mosaic decoration (1948); J.Beckwith, The art of Constantinople (1961); O.Dalton, Byz. art and archeology (1961); D.Talbot Rice, Art of the Byz. era (1963); R.Krautheimer, Early Christian and Byz. architecture (1965); D.Talbot Rice, The dark ages (1965); A. Grabar, L’âge d’or de Justinien (1966); D.Talbot Rice, Byz. wall-paintings (1968).