Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Bus

betekenis & definitie

v./m. (-sen),

1. doos van blik, ijzer of koper, meestal cilindervormig en meer hoog dan breed, geschikt om iets in te bewaren: een bus voor koffie, thee, suiker, cacao; blik voor spijzen of dranken: een busje zalm, sinaasappelsap; de bus van een wiel, koker waarin de as draait: (zegsw.) dat sluit als een bus, is volmaakt logisch, daar is niets tegen in te brengen; hij zal in de moeten blazen, veel moeten dokken; dat komt in de bus, komt voor elkaar; er kwam niets uit de -, wij hoorden niets nieuws; zo gesloten zijn als een -, niet erg mededeelzaam zijn;
2. doos als onder 1. of kastje met een sleuf, waardoor er geld in geworpen kan worden (voor de armen, de kerk): een aan de ingang, bij de deur geplaatst; kast aan het postkantoor of elders, waarin brieven gedeponeerd worden die men wil verzenden; een brief in (op) de bus doen; de bus lichten, ledigen; kastje voor brieven aan of naast een huisdeur: eens zien wat er in de is; ook de sleuf daarvoor.