Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Burgerlijk

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, -st),

1. tot de stand van de burgers behorend, meestal in tegenstelling tot adellijk: van burgerlijke afkomst; burgerlijke personen; burgerlijke romans; de burgerlijke partijen, in tegenstelling tot de linkse;
2. zó als onder gezeten burgers gebruikelijk is, eerbaar, fatsoenlijk: zich gedragen; burgerlijke genoegens; in ongunstige betekenis: niet voornaam, zonder vrijheid van geest, benepen, ‘bourgeois’; zich burgerlijk aanstellen; burgerlijk denken, spreken; dat staat zo -;
3. behorend tot de staatsburger, tot een geregelde maatschappij: de grondslagen van de burgerlijke maatschappij zijn eigendom en huwelijk; burgerlijke staat of stand, iemands rechtstoestand ten aanzien van zijn rechts- en handelingsbevoegdheid; bureau van de burgerlijke stand (kortweg burgerlijke stand), afdeling van het gemeentehuis waar de registers (of kaarten) van geboorte, overlijden, huwelijksaangifte, huwelijk en echtscheiding worden bijgehouden (te onderscheiden van bevolkingsbureau); (rechtsterm) de burgerlijke dood, het (door art. 4 Ned. BW en art. 13 Belg. GW uitgesloten) verlies van alle burgerrechten ten gevolge van een straf; de burgerlijke beleefdheid in acht nemen, de regelen van de gewone beleefdheid of hoffelijkheid tussen leden van een geordende samenleving; burgerlijke vruchten zijn huur- en pachtpenningen, interesten van geldsommen en verschuldigde renten (in tegenstelling tot natuurlijke vruchten); het jaar, afgerond op 365 of 366 dagen (tegenover het sterrenkundig jaar); het armbestuur; een burgerlijk huwelijk, in tegenstelling met kerkelijk; de burgerlijke rechtspleging, het wetboek, het recht, dat de betrekkingen van de burgers onderling regelt;
4. burgerlijke bouwkunde, de gewone, in tegenstelling tot vesting-, water-, scheepsbouwkunde; niet-militair: een burgerlijke betrekking; burgerlijke en militaire autoriteiten.