Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Breed

betekenis & definitie

bn. en bw. (breder, -st),

1. een grote afmeting hebbend in een richting loodrecht op de lengteas of ten opzichte van de hoogte, gewoonlijk in horizontale richting, zich uitstrekkend links en rechts van degene die ervoor staat: een brede rivier; een brede borst hebben; hij heeft een brede rug, daar kan veel op, gezegd van iemand wie alles ten laste wordt gelegd; een breed voorhoofd; een breed gezicht; tuig, scheepstuig met in verhouding te lange ra’s; de ra’s staan breed, dwars op de v aarhchting; er met de brede bijl inhakken, ruim, (ook) ruw te werk gaan (met geld, met strenge maatregelen);
2. (met vermelding van een maat in de accusatief), die afmeting hebbend loodrecht op de lengte: de kamer is 6 m lang en 5 m breed; het is zo lang als het is, het komt op hetzelfde neer, het is lood om oud ijzer;
3. groot, uitgebreid: een brede rij van misslagen; de brede schare der burgerij; de brede raad, voltallig, (bij uitbreiding) een vrij grote, indrukwekkende raad; kiesrecht op brede grondslag, aan zoveel mogelijk personen toegekend; in brede trekken, met enkele forse lijnen; brede gebaren, ver uithalend met de armen;
4. ruim: zijn studie opvatten, zich niet tot het strikt nodige beperken; het niet hebben, geen vermogen hebben, bekrompen moeten leven; wie het breed heeft, laat het hangen, wie veel bezit kan veel uitgeven, m.n. spottend of ironisch gebezigd; Holland op zijn breedst, op zijn mooist, op zijn best, in tegenst. met Holland op zijn smalst; alles lang en vertellen, omslachtig, haarfijn; iets in den brede verhalen, met alle bijzonderheden;
5. (als bw.) over een grote afstand in de richting van de breedte: een omgeslagen kraag; breed zitten; ruim: ze kunnen er van leven; (als versterking van lang) ik was al lang en breed thuis; wijd en breed, alom, aan alle zijden; breed opgeven van iets, met ophef van iets spreken; iets breed uitmeten, er hoog van opgeven; (ook) het overdreven voorstellen, in het bijzonder iemand iets hoog aanrekenen.