Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Brandwond

betekenis & definitie

v./m. (-en), door branden veroorzaakte wond.

Een brandwond is een verbranding van beperkte omvang en graad. Een eerstegraads verbranding geeft alleen erytheem (roodheid; vooral bij zonnebrand). Bij een tweedegraads verbranding treedt blaarvorming op; deze geneest in 1-2 weken zonder littekenvorming. Bij een derdegraads verbranding is er enige weefselbeschadiging; de genezing gaat gepaard met littekenvorming. Brandwonden van de eerste of tweede graad behoeven geen bijzondere behandeling. Wel is bij blaarvorming een verband wenselijk. Men moet nl. trachten de blaren heel te houden: de blaarhuid is een natuurlijke barrière tegen infectie.

De beschadiging van de huidcellen en van de bloedvatwanden in het verbrande gebied veroorzaakt enige uren na de verhitting een snel toenemend vochtverlies uit het weefsel. Dit vocht bestaat uit plasma. De hoeveelheid vocht die de patiënt verliest, en het tijdsbestek waarbinnen dat plaatsvindt, bepalen de kans op verschijnselen van acute ondervulling van het bloedvatenstelsel. Vanuit de brandwond gaan, behalve pijnprikkels (via zenuwbanen), ook afbraakprodukten uit de geheel of gedeeltelijk beschadigde cellen (via de circulatie) naar het centrale zenuwstelsel. De hierdoor opgewekte reacties zijn gericht op bescherming van de rest van het lichaam. Hoe ernstiger de brandwond is, hoe heftiger de reacties zijn. Het verdedigingsmechanisme van het lichaam kan na een periode van maximale werking volkomen uitgeput raken: de patiënt overlijdt.

De algemene gevolgen van ernstige brandwonden zijn talrijk. Door het grote en snelle verlies van water en eiwitten is de kans op shockverschijnselen groot. Een ander nadelig gevolg is de uitschakeling van een groot deel van het warmteregulerend lichaamsoppervlak. Kan het wondoppervlak snel worden verkleind (o.a. door het bedekken ervan met huidtransplantaten), dan kan de conditie van de patiënt weer verbeteren. Beschadiging van diepere luchtwegen heeft grote invloed op de overlevingskansen. Beschadiging van het slijmvlies van de luchtpijp en de longblaasjes kan ontstaan door inademing van zeer hete lucht, stoom of brandende vluchtige produkten.

Een brandwond geneest, na het afstoten van alle te gronde gegane cellen, vanuit de intact gebleven omgevende weefsels. Grote gapingen worden echter opgevuld door littekenweefsel. Dit wordt later kleiner van volume zodat het litteken dan ‘schrompelt’. Het laatste kan een zeer nadelige invloed hebben op de functie van de huid en van de eronder gelegen gewrichten (zie contractuur, zie litteken).