Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-05-2019

Bonken

betekenis & definitie

(bonkte, heeft gebonkt),

I. (onoverg.)
1. opzettelijk of bij toeval hard tegen iemand of iets aankomen, stoten, beuken: op een deur bonken; op een piano bonken, zeer hard spelen;
2. bikkelen;
3. (veenderij) ook: afbonken; bonk verwerken ; (ook) het aangesneden hoogveen tegen de winter met bonkaarde bedekken als middel tegen bevriezen;

II. (overg.) slaan, stompen.

Bonken is het bij de hoogveenontginning verwijderen van de bovenste veenlaag, de bonkaarde, en het later terugstorten daarvan op het reeds verveende terrein. Bonkaarde is nl. onontbeerlijk voor het verkrijgen van een goede dalgrond. Toen de bonkaarde betekenis kreeg voor de turfstrooiselfabricage, dreigde het gevaar dat er van deze voor de latere agrarische exploitatie van zo grote betekenis zijnde laag te weinig zou worden achtergelaten. Sinds het begin van de 20e eeuw werden daarom in de diverse Ned. prov. maatregelen daartegen genomen, o.a. door voor te schrijven dat tenminste 40—50 cm bonkaarde moest worden teruggestort.