m. (-en), (ook: bokkem).
1. gerookte haring; diepwaterse bokking, gezouten en weinig gerookt, haring; Engelse bokking, spekbokking; hij droogt uit als een Harderwijker bokking, van een vervelend mens gezegd;
2. (fig.) iemand een bokking geven, een standje, een scherpe berisping, vinnig verwijt.