Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-06-2019

Boete

betekenis & definitie

v./m. (-n, -s),

1. geldstraf, de lichtste van de drie hoofdstraffen uit de Ned. wetgeving, zie geldboete: iemand een – opleggen, tot een – veroordelen; geldstraf, door partijen bij een overeenkomst gesteld op het niet nakomen van een aangegane verplichting (zie boetebeding): nu het werk te laat is opgeleverd, heeft de aannemer de – verbeurd; een – bedingen; wie te laat komt, betaalt –; ook in gezelschapsspelen;
2. straf: hij zal daarvoor – moeten doen, straf ondergaan;
3. door de mens zichzelf of hem door een ander opgelegde straf voor bedreven kwaad, m.n. als katholieke term, hetzij een bepaalde straf of een voortdurende toestand van boetedoening, verootmoediging van de mens voor God wegens bedreven kwaad; berouw; – doen, in bidden en vasten zijn misdaad bewenen.

GODSDIENST.

Boete is een besef dat (en een uit dat besef voortvloeiende reeks van handelingen waarmee)

een door zonde verstoorde verhouding tot goden, geesten of machten hersteld moet worden. De aard van de boete hangt nauw samen met de opvatting aangaande de zonde en aangaande de goden, geesten of machten:

1. Waar zonde voornamelijk als fysiek-psychische smet wordt gezien, bestaat de boete in hoofdzaak uit wassingen en vomaties;
2. Is de zonde een verstoring van het evenwicht der machten, dan moet dit evenwicht worden hersteld door zekere riten, die verschillen al naargelang streek, periode, aard van de verstoring enz. Dit komt b.v. voor in het oude India en de Assyrische religie. In de gevallen 1 en 2 spreekt men eerder van reiniging dan van boete;
3. Overweegt het aspect van de toorn van de god of geest wiens geboden door zonde zijn

overtreden of op wiens terrein men inbreuk heeft gemaakt, dan zal de boete het karakter van verzoening aannemen. Gebeden, offergaven, vasten e.d. spelen dan dikwijls een grote rol. Dit komt o.a. voor in de bhakti-stroming van het hindoeïsme, en in het algemeen daar waar er een relatie tot een meer persoonlijke god bestaat, zoals de Israëlitische religies en de islam;

4. Domineert het besef dat men de heilige en/of liefdevolle god bedroefd heeft, tegen hem in opstand is gekomen (christendom), dan is boete vooral metanoia: verandering van gezindheid. In de beide laatste gevallen is ook de zonde- en schuldbelijdenis een belangrijk element van de boete.

LITT. F.Heiler, Erscheinungsformen und Wesen der Religion (1961).

Christendom

Boete heeft als ethisch-religieuze houding de volgende bestanddelen:

1. schuldbeleving, het ervaren zondig te zijn, erkennen en beamen verkeerd gehandeld en geleefd te hebben;
2. berouw;
3. zichzelf verantwoordelijk achten voor het begane onrecht; zichzelf veroordelen, aanklagen, beschuldigen (belijdenis, biecht);
4. vergiffenis vragen aan God en de kerkgemeenschap;
5. ernstig pogen zijn vroegere leven te herzien; hart en levenswandel laten transformeren volgens de Geest van God (metanoia); de zonde verfoeien (het goede voornemen);
6. bereid zijn de aangerichte schade te herstellen;
7. door boetepraktijken (rouw, vasten, versterving, zelfkastijding, ascese) zijn rouwmoedigheid betuigen; actief meewerken aan het reinigingsproces, waardoor de ingewortelde slechte neigingen en gewoontes (ondeugden), die ook na de verzoening persisteren, overwonnen worden.

Boeten betekent een existentiële houding aannemen die de overgang vormt (het nu van de omkeer) vanuit het zondige verleden (het terugblikkende, veroordelende geweten) naar een nieuwe toekomst (vooruitschouwend, bevelend geweten). Dit gebeuren wordt aanschouwelijk gesymboliseerd door het bijbelse schema: uittocht uit de gevangenschap, doortocht door de woestijn, intocht in het beloofde land (paas-dialectiek).

Zoals vele andere bijbelse woorden heeft ook boete in de loop der eeuwen een betekenisverschuiving ondergaan, die tot verarming en onjuiste accentuering heeft geleid. Het Hebreeuwse s’hoeb en het Griekse metanoia werden vertaald als paenitentia (Latijn), een begrip dat meer de uitboeting als straf en zelfkastijding evoceerde dan de innerlijke omkeer of de geestelijke transformatie van het hart en de vernieuwing van levenswijze; een semantische verschuiving die haar neerslag vond in het reserveren van de termen boete of penitentie voor de uitboetingspraktijken die de biechteling heeft te volbrengen na de absolutie. Zo is in de volksmond de boetvaardigheid, die oorspronkelijk de grondhouding aangaf van iemand die zijn bestaansproject wil omvormen, verschraald tot sombere levensvijandigheid . Interessant is de opkomst van nieuwe liturgische expressies in de Rooms-Katholieke Kerk door de ‘gemeenschappelijke boeteviering’ of ‘boetecelebratie’ of ‘diensten van boetvaardigheid’. Hierin wint de betekenis van de bekering het weer van die van het zondenbelijden. Leerrijk in dit opzicht is de geschiedenis van de kerkelijke boetediscipline.

LITT. N.Tromp en J.Lescrauwaet, Geroepen tot vrede (1973).