Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Boek

betekenis & definitie

[ zie Oudgerm. bôk, beukenplank, voor het inkrassen van geschrift?], o. (-en),

1. (als voorw.) geheel van een aantal bedrukte of beschreven bladen van papier, perkament of andere stof, een geschrift over enig onderwerp bevattende, sedert de uitvinding van de boekdrukkunst vooral zulk een geheel uit gevouwen en samengenaaide vellen bedrukt papier bestaande en al of niet in een band gebonden (ter onderscheiding van codex of handschrift voor het geschreven boek) : een ingenaaid, een gebonden boek; oude, nieuwe boeken; een boek in losse vellen, nog niet ingenaaid; een boek collationeren, nazien of er geen bladen ontbreken of verkeerd geplaatst zijn; een boek opensnijden, de bladen ervan op de buitenvouwen doorsnijden; Gulden Boek, register waarin hoge bezoekers van een stad of van musea hun naam schrijven; schoolboek: jongen ga naar school en vergeet je boeken niet; altijd met zijn neus in de boeken zitten, altijd studeren; nooit een oog in een boek slaan, nooit lezen;
2. (meer abstr.) letterkundige verhandeling, beschrijving enz. in zulk een samenstel van bladen neergelegd en publiek gemaakt: hij heeft een boek geschreven over zijn reis; er worden ieder jaar duizenden boeken uitgegeven; een boek in drie delen; een boeiend, vervelend, geleerd boek; een boek beoordelen; dat boek is goed gegaan, verkocht; verboden boeken, die door de geestelijke of wereldlijke overheid, als voor het ware geloof, de goede zeden of de goede gezindheid gevaarlijk, veroordeeld zijn, en waarvan lezing of verspreiding straf ten gevolge heeft; iets te stellen, opschrijven, beschrijven; men zou er een heel boek over kunnen volschrijven, ter aanduiding van een buitengewone hoeveelheid van veelal onaangename omstandigheden en ervaringen die men beleefd heeft of nog ducht: dat is in geen boeken te beschrijven; iemand uit een boek, zoals men alleen in de boeken, niet in de werkelijkheid aantreft; hij spreekt als een onnatuurlijk en stijf; dat spreekt als een boek, vanzelf, dat is duidelijk; het Boek Gods, de Heilige Schrift, ook het Boek der Boeken genoemd, zie heilige boeken; het van de toekomst, van het noodlot, de toekomstige resp. onafwendbare loop der dingen; fig. in toepassing op een geheel van denkbeelden, voorstellingen, ervaringen enz. waarin men als het ware kan lezen: hij las in het boek van zijn verbeelding, in het boek van het verleden; het boek van de natuur, de natuur, de schepping, m.n. als een der openbaringen Gods; het boek van het leven van ieder mens heeft zijn duistere passages; in het boek van iemands hart geschreven zijn, bemind worden; een andermans boeken zijn duister te lezen, het is moeilijk andermans zaken te begrijpen en te beoordelen; herenboeken zijn duister te lezen, de onderdanen kunnen vaak niet oordelen over de daden en de beweegredenen der overheid; dat is voor hem een gesloten boek, een boek met zeven zegelen, daar weet hij, begrijpt hij niets van;
3. hoofdafdeling van een enigszins uitgebreid letterkundig werk; in het bijzonder in de bijbel: het Genesis; tweede Boek, eerste hoofdstuk; de gewijde boeken, de bijbel; daar kom ik met de boeken van Mozes, van iemand gezegd die met zware en oude boeken komt aansjouwen; (scherts.) de vijf boeken Mozes, vijf oude ongetrouwde zusters of vrijsters;
4. een aantal bladen wit, veelal gelinieerd papier, ingebonden en bestemd om er aantekeningen in te schrijven, schrijfboek; m.n. ter aantekening van ontvangsten en uitgaven enz. van een koopman, koopmansboek: de boeken bijhouden, afsluiten, nazien; een post te stellen, in de boeken inschrijven, boeken; een rijk hebben, maar arm aan kas zijn, vele vorderingen maar geen contanten hebben; bij iemand te boek staan voor, zijn schuldenaar zijn voor een zeker bedrag; (ook) aansprakelijk, verantwoordelijk zijn voor een zaak of een misdrijf; (ook van koopwaren) als post voorkomen en geschat zijn voor een zeker bedrag; hij heeft een schoon boek, niets op zijn kerfstok, van iemand wiens schulden vereffend of wiens overtredingen geboet zijn; schoon boek maken, zijn schulden betalen; dat is een gesloten boek, een afgesloten episode (van personen die gestorven, of zaken die afgedaan zijn); lijst of register door een ambtenaar gehouden: vgl. adres-, dood-, doop-, notulen-, stamboek enz.; het boek van Adams geslacht, zijn geslachtsregister; zij stond onder een andere naam te boek, was onder een andere naam ingeschreven in het register van de burgerlijke stand; als goed, eerlijk, verstandig te boek staan, daarvoor doorgaan in de schatting van anderen; een boek (met) stalen, een aantal stalen als in een album of in een bundel bijeengevoegd, b.v. van een stoffeerder;
5. naam voor een bepaalde hoeveelheid: een boek papier, 25 vel in elkaar geslagen (als onderverdeling van een riem van 500 vel, bij speciale vermelding een pakket van 24 vel als onderdeel van een riem van 480 vel; zie Papierbesluit); een boek prenten, 24 stuks in elkaar geslagen; een nieuw boek is 100 vel (sinds 1877 in Duitsland en elders); een boek bladgoud, 250 blaadjes;
6. zie boekmaag.

Naast papyrus bedienden de Romeinen zich van de inwendige schors van bomen, liber geheten. Dit werd de Latijnse benaming voor boek. Perkament kwam naast papyrus in de 2e eeuw v.C. in gebruik; papier werd pas gedurende de 14e eeuw in Europa bekend.

In Egypte, Voor-Azië en de Grieks-Romeinse beschaving kende men oorspronkelijk de boekrol, gerold om een cilinder. Later werd deze vervangen door de codex, die de vorm kreeg van het tegenwoordige boek. In de oudheid zorgden beroepsschrijvers en slaven voor het vermenigvuldigen van teksten, in de middeleeuwen werd die taak goeddeels vervuld door kloosterlingen en ging men over tot versiering van de handschriften met miniaturen en ornamenten.

Na de uitvinding van de boekdrukkunst werd de versierwijze der handschriften toegepast op gedrukte boeken. Men liet ruimte open voor de later aan te brengen miniaturen en randversieringen die, evenals bij de codex, met de hand en vaak in kleuren werden uitgevoerd. Langzamerhand verving de houtsnede de tekening als versiermiddel, maar deze werd, om een zelfde effect te bereiken, veelal uit de hand gekleurd. Vanaf het begin van de 16e eeuw liet men de houtsnede, die soms door grote meesters als Dürer, Cranach en Beham, Jacob Cornelisz. en Lucas van Leyden werden gemaakt, ongekleurd. In het begin van de 17e eeuw kwam de kopergravure, die tot de 19e eeuw populair bleef. Na 1800 vond Senefelder de steendruk uit.

Deze kreeg echter een geduchte concurrent in de staalgravure, een techniek waarmee men beter vele afdrukken kon maken. Vóór 1860 hadden de kunstenaars zelf een werkzaam aandeel in de boekdrukkunst. Toen de natuurwetenschappen aan het eind van de 19e eeuw een grote vooruitgang boekten, werd een brede plaats ingeruimd aan de fotografische weergave van kunstwerken. Dit had een tijdelijke achteruitgang van de esthetische waarde der verluchting ten gevolge.

In de 20e eeuw gingen illustrerende en decorerende kunstenaars zich opnieuw wijden aan boeksierkunst. De typografische uitvoering werd weer als een belangrijk element van de boekverzorging erkend. In dit verband gaat men uit van de stelling, dat ieder bestanddeel van een boek onderworpen is aan een juist begrip van harmonie. Dit moet berusten op een juiste verhouding en goede verdeling. Ca. 1900 werd met Engeland aan de spits, in Duitsland, Frankrijk, België en Nederland een streven merkbaar, om in de lettertypen en in het samenstel van het gehele drukwerk de uitdrukking te geven van harmonische boekkunst. Voor de 20e eeuw moet het werk van de>Stichting De Roos worden genoemd. De grootste boekdrukkerijen vervingen sindsdien het oude zetmateriaal door nieuwe, veelal door kunstenaars van naam ontworpen letterseries. zie typografie.

LITT. W.Crane, The decorative illustration of books (1896); R.Kautzsch, Die neue Buchkunst (1902); P.C.Ricketts, De la typographie et de l’harmonie de la page imprimée (1901); G.H.Pannekoek, De verluchting van het boek (1927); S. Dahl, Gesch. der Buches (1928, 2e dr. 1941); G. Schmook, De wordingsgeschiedenis van het boek (1931); A.A.M.Stols, Het schone boek (1935); A. A.M.Stols, Het werk van S.H.de Roos (1942); A. Flocon, L’univers du livre (1961); A.Witte, De vormgeving van het boek (1965); H.van Krimpen, Boek (1967); M.H.Groenendaal, Drukletters (7e dr. 1975).