Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Blijven

betekenis & definitie

(bleef, is gebleven), zelfst. en koppelww.,

1. voortgaan te bestaan: wat ook vergaat, dit blijft;
2. een zekere toestand behouden, niet van plaats, tijd enz. veranderen: de lucht blijft bewolkt, daarom we thuis; ik blijf aan mijn werk; goed blijven, niet bederven, (ook) niet kwaad worden; gezond blijven, niet ziek worden; in verband met een onbep. w., voortgaan met: ik blijf werken;
3. als handeling, toestand of betrekking voortgaan (en beëindigen of beëindigd worden), nl. wat genoemd of bekend verondersteld wordt: twee leden bleven, de rest nam ontslag; ik blijf vandaag (nl. eten of slapen); borg blijven, onbeslist blijven; het antwoord schuldig in zijn geheel zich niet verdelen, niet verdeeld worden; daarbij blijft het, dat is besloten, (ook) men gaat niet verder; bij zijn woord blijven, zich houden aan hetgeen afgesproken is; bij iets blijven, erbij volharden; doet beklijven, volharding brengt gewin;
4. na een zeker punt niet verder gaan, achterblijven; achterwege blijven, niet geschieden, niet komen; staan blijven, steken blijven, niet kunnen voortgaan (met een rede, een arbeid); waar blijf je toch?, hoe kom je zo laat?; als men persoonlijke redenen laat wegen, waar blijft dan de billijkheid?, dan is de billijkheid ver te zoeken; waar blijf je nu met je bewijzen?, je bewijzen zijn volmaakt weerlegd; (ook) kom nu eens op met je bewijzen; twee van zeven blijft vijf, dat blijft over; waar zijn wij gebleven?, hoever kwamen wij (met een verhaal, met de studie enz.); laat dat maar blijven, laat dat maar achterwege; dat hoeft niet; (ook) dat hoef je niet terug te geven; blijf mij van het lijf, hoor! blijf van mijn lijf!, raak mij niet aan (ook als bedreiging);
5. sterven, sneuvelen: hij is op zee gebleven; op het slagveld -, Graaf Adolf is gebleven; in een aanval van woede, van een kwaal blijven, daardoor (plotseling) sterven; hij blééf er haast in; stranden, vergaan: dat schip is op de Noordzee gebleven;
6. in enkele verbuigingen om het ontstaan van een nieuwe toestand aan te duiden: plotseling dood blijven; stom blijven, verstomd staan.