v. (-en),
1. ambt, werkkring: een openbare, winstgevende, ondergeschikte betrekking; in betrekking komen; in zijn bij; een zoeken;
2. wederzijds verband, verhouding tot elkaar: dat heeft geen betrekking daarop, dat staat daarmee niet in verband; met betrekking tot, aangaande; verband: de tussen onderwerp en gezegde wordt uitgedrukt door overeenstemming van de buigingsvormen;
3. band, het bestaan van een zekere verhouding tussen personen onderling, of tussen personen en zaken: de betrekking tussen man en vrouw; die beide landen hebben hun betrekking(en) verbroken.