(bestemde, heeft bestemd),
1. bestemd zijn voor, aangewezen zijn voor, een strekking, een doel hebben: dit boek is bestemd voor schoolgebruik; een brief voor u bestemd, aan u geadresseerd; toedenken: ik heb dit voor u bestemd;
2. met betrekking tot iemands toekomstige werkkring: hij is bestemd voor de handel, zal daarvoor opgeleid worden; in ruimere zin: hij is bestemd om een grote rol in de politiek te spelen, dat mag verwacht worden.