o. (-minima), de minimum-levensstandaard, waar beneden instandhouding van het individu of van een groep niet mogelijk is.
In algemene zin kan moeilijk worden uitgemaakt waar het bestaansminimum ligt, omdat dit niet alleen zal afhangen van de fysieke en psychische condities van de betrokken personen, maar ook van de objectieve levensomstandigheden (b.v. het klimaat), de volksaard e.d. Omdat men in dit opzicht niet veel verder komt dan tot waarheden als: in warmere streken ligt het bestaansminimum doorgaans lager dan in koudere landen, is het begrip bestaansminimum in economisch opzicht nauwelijks te hanteren. In de oudere loontheorieën, m.n. bij de ijzeren loonwet (→ loon), komt men het begrip bestaansminimum niet zelden tegen als aangevende het niveau waarnaar het loon doorgaans zal tenderen. De gedachte daarbij was, dat bij stijging van het loon boven het bestaansminimum de bevolking zou groeien, waarbij dan het toegenomen arbeidersaantal het loon weer omlaag zou drukken. Omgekeerd zou bij een daling van het loon beneden het bestaansminimum een bevolkingsvermindering corrigerend werken. In de laatste tijd komt het begrip bestaansminimum naar voren door het wettelijk voorgeschreven minimumloon, dat een minimum levensstandaard waarborgt. Ook onder invloed van de recente opleving van sommige marxistische gedachtengangen bestaat wel eens de neiging aan het begrip bestaansminimum een objectieve inhoud te geven.