Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-03-2019

Bestaan

betekenis & definitie

(bestond, heeft bestaan),

I. onoverg.,
1. in wezen zijn: God bestaat; ik besta niet voor hem, hij doet alsof ik er niet ben; dat heeft geen recht, geen reden van bestaan, dat geschiedt ten onrechte; deze wet, dit gebruik bestaat nog, is nog in wezen, van kracht;
2. bestaan uit, samengesteld zijn uit: dit werk bestaat uit drie delen; de dampkringslucht bestaat grotendeels uit stikstof en zuurstof; bestaan in, datgene zijn wat de bepaling aanwijst: zijn werkzaamheden bestaan in het verzamelen van knipsels; zijn vermogen bestaat in huizen en effecten; die ziekte bestaat in een aandoening van de slijmvliezen; het bestaat hem niet in bidden, daarop komt het niet alléén aan;
3. zich onderhouden, leven: hij moet van een klein inkomen bestaan; hij kan daar niet van bestaan, niet rondkomen;
4. in den bloede bestaan, verwant zijn: hij bestaat u van na; zie nabestaanden;
5. zo zijn als een bepaling uitdrukt: zo besta ik niet, dat is mijn aard, mijn gewoonte niet; hoe kan dat bestaan?, hoe is dat mogelijk, denkbaar?;
6. dat bestaat niet met recht en billijkheid, is daarmee niet overeen te brengen; het lidmaatschap van de gemeenteraad kan niet bestaan met de betrekking van onderwijzer, is onverenigbaar met;
7. (in beperkt gebr.) bestaan voor, standhouden: voor de eisen van een strenge kritiek niet kunnen bestaan;
8. volstaan: kunnen met; het kan bestaan, het is zo voldoende;
I. overg., ondernemen, uitvoeren: wie durft zo iets bestaan ?, wagen te doen: hij heeft het bestaan de leeuw in zijn hol op te zoeken.

II. o. (geen mv.),

1. aanwezen: het bestaan van God; zijn bestaan danken aan; dat genootschap, die firma viert heden haar honderdjarig bestaan;
2. leven: dat is geen menswaardig bestaan; levensmogelijkheid: de strijd om het bestaan;
3. onderhoud door kostwinning en vandaar: kostwinning: hij heeft een goed bestaan; die zaak levert geen bestaan op; een middel van zoeken, vinden.