bn. en bw.,
1. ontegenzeglijk waar of werkelijk, positief: de regering heeft geen besliste meerderheid, het is niet uitgemaakt, dat ze er een heeft;
2. niet weifelend, vastberaden: het besliste optreden van de politie; hij was beslist in zijn antwoorden, hij weifelde niet;
3. bw., stellig: hij komt geen aarzeling tonend: hij sprak zeer beslist.