(beschouwde, heeft beschouwd),
1. oplettend, aandachtig bezien: iets op de keper beschouwen, van nabij, nauwkeurig bekijken;
2. beoordelen, overwegen: alles wel beschouwd; naar mijn wijze van beschouwen, volgens mijn inzicht; op zichzelf beschouwd, buiten verband met iets anders;
3. ambtshalve keuren, schouwen: het - van de dijken;
4. zijn deel ontvangen van de opbrengst van de visserij.