Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-03-2019

Berlijn

betekenis & definitie

(Du. Berlin), stad gelegen in het gebied van de DDR, vm. hoofdstad van het Duitse Rijk, aan de Spree, 883 km2, 3,2 mln. inw.

Berlijn is verdeeld in West-Berlijn, stad onder drie mogendheden status (Berlijn, West-), 480 km2, 2,1 mln. inw., en OostBerlijn, hoofdstad van de DDR (Berlijn, Oost-), 403 km2, 1,1 mln. inw.Overzicht van de stad. De Spree doorstroomt Berlijn van het zuidoosten naar het noordwesten en mondt uit in de Havel. Door bombardementen en beschietingen in de Tweede Wereldoorlog is Berlijn gedeeltelijk ontvolkt en zeer zwaar beschadigd. Hoewel het centrum daarbij het ernstigst is getroffen, zijn daar nog steeds de belangrijkste gebouwen, dikwijls hersteld of herbouwd.In Oost-Berlijn is de Mariënkirche (14e eeuw) hersteld en de Klosterkirche (14e eeuw) een ruïne gebleven. Voorts is er een complex van musea. In het centrum van OostBerlijn bevindt zich de verreweg belangrijkste straat, de Karl Marx-Allee, de vroegere boulevard Unter den Linden (1,3 km lang, 60 m breed). Naast grote, moderne gebouwen vindt men aan deze straat de staatsbibliotheek, de Humboldt-universiteit en de Duitse Staatsopera. Aan de westzijde verheft zich een triomfboog, de Brandenburger Tor (1789), die hersteld is. Verder zijn belangrijk de Preussische Staatsbibliothek (1774—80), de Neue Wache (1816—18; hersteld), het Altes Museum (1824—28; hersteld), de Staatsoper (1741; hersteld), en de moderne Kongresshalle.

Ook in West-Berlijn staan de belangrijkste gebouwen in de buurt van het centrum, d.w.z. ten zuidwesten van de Brandenburger Tor. In de wijken Tiergarten en Charlottenburg liggen het zeer moderne winkel- en uitgaanscentrum (Kurfürstendamm en omgeving), de Kaiser-Wilhelm-Gedächtniskirche (1895), waarvan de ruïne als oorlogsmonument uit de Tweede Wereldoorlog is blijven staan, waarbij een moderne kerk en toren (1961) zijn gebouwd, het hogeschoolkwartier met academies voor kunst en techniek, de enorme dierentuin en het slot Charlottenburg met een belangrijke kunstverzameling. Verder westwaarts, bij de bosrijke rand van de Havel en de meren, bevinden zich (van noord naar zuid): het kasteel Tegel (in classicistische stijl), de citadel van Spandau (oude staatsgevangenis), het Olympisch stadion, de tentoonstellingshallen met de 138 m hoge zendmast, de autorenbaan Avus en de Wannsee voor watersport. n het zuiden van West-Berlijn dienen te worden genoemd (van west naar oost): het jachtslot Grünewald (renaissancegebouw met o.a. Ned. 17e-eeuwse schilderijen), de nieuwe Vrije Universiteit (Amerikaanse giften), het belangrijke museum Dahlem (schilderijen en volkenkunde), de Berlijnse bestuurszetel in Rathaus Schöneberg met de vrijheidsklok, en het vm. vliegveld Tempelhof. De herbouw van West-Berlijn geschiedt in grootse stijl met fraaie architectonische vormgeving.

Voorbeelden hiervan zijn de Kongresshalle (1957, van H.A.Stubbins), de Philharmonie (1963, van H.Scharoun) en de Neue Nationalgalerie (1968, van L.Mies van der Rohe).

De herbouw van Oost-Berlijn is pas later op gang gekomen en had oorspronkelijk een nogal sterk Russisch getinte stijl met pompeuze ornamentatie. Maar in een verdere fase kwam men tot meer functionele vormgeving. Sinds 1961 werd Oost-Berlijn door middel van een muur hermetisch afgesloten van West-Berlijn. Zie Berlijn, geschiedenis.

Bevolking.

Een van de meest opvallende feiten in de geschiedenis van Berlijn is haar enorme bevolkingsgroei. In de 19e eeuw begon een geweldige groei en vonden ook de annexaties van de voorsteden plaats, wat zich voortzette in de 20e eeuw (1850: 435.000 inw.; 1900: 1,9 mln., 1939: 4,3 mln., 1945: 2,5 mln.). Ondanks het belangrijke sterfte-overschot is West-Berlijn na de oorlog in bevolking toegenomen zowel door vluchtelingen uit de DDR als door terugkeer van evacués. In Oost-Berlijn nam na 1945 de bevolking voortdurend af, niet alleen door het grote aantal vertrekkende vluchtelingen (ca. 100.000 tussen 1950 en 60), maar ook door immigratiebeperkingen.

Na 1960 veranderde dit beeld: de bevolking van Oost-Berlijn groeit enigszins, die van West-Berlijn neemt af. Vernietiging en ontmanteling van de industrie, later blokkade en tekort aan grondstoffen, hebben de economische ontwikkeling van West-Berlijn meer geremd dan die van de rest van de BRD.

Economie.

In West-Berlijn is 43 % van de beroepsbevolking werkzaam in de industrie, 21 % in handel en verkeer en 34 % in overheids- of particuliere diensten. Ca. 2 % is werkloos. West-Berlijn is nog steeds het eerste industriële en culturele centrum van de BRD. Bij de industrie is de belangrijkste bestaansbron de elektrotechnische nijverheid, daarna volgen de voedings- en genotmiddelenindustrie (o.a. tabak) en de machine- en ijzer constructiebedrijven. Daarnaast dienen vermeld te worden: de confectie-industrie en de chemische en grafische nijverheid.

In Oost-Berlijn is de beroepsbevolking ca. 600.000 personen. De industrie is hier grondig gereorganiseerd. Kenmerkend voor de communistische planeconomie in Oost-Berlijn zijn de strenge centrale bedrijfsvoering de tendens tot grootbedrijf het hoge aandeel van de gesocialiseerde bedrijven en het verwaarlozen van de consumptiegoederenindustrie ten voordele van de vervaardiging van produktiemiddelen. De laatste jaren krijgt de produktie van consumptiegoederen evenwel wat meer aandacht. 50 % van de bedrijven is in handen van de staat de zgn. Volkseigene Betriebe (VEB’S). In deze ondernemingen is 95 % van de arbeiders werkzaam.

De elektrotechniek machinebouw en chemische industrie waren na 1950 de snelst groeiende bedrijfstakken.erkeer. Berlijn had zich mede door zijn gunstige ligging in het Duitse Rijk weten te ontwikkelen tot een knooppunt van land-, spoor- en waterwegen en dankte daaraan niet in de laatste plaats zijn betekenis. Door de huidige politieke omstandigheden is deze situatie gewijzigd. Toch handhaaft WestBerlijn zich als internationaal centrum (‘voorpost van de vrije wereld’) door het organiseren van congressen, economische en culturele exposities, kunst- en sportmanifestaties, met steun uit de westelijke wereld. Zo trekt Berlijn het verkeer naar zich toe. Ook Oost-Berlijn trekt als regerings- en industriecentrum veel verkeer aan.

Vooral voor West-Berlijn is het vliegverkeer van onmisbare waarde, m.n. voor het personenverkeer.

De betekenis die de vliegvelden (Tempelhof en Tegel) daarbij hebben, bleek in de tijd van de ‘luchtbrug’, ingesteld tijdens de blokkade van West-Berlijn (1948-49). Tempelhof is in 1975 gesloten. Berlijn heeft een metro sinds 1897.nderwijs en cultuur. In Oost-Berlijn is het onderwijs volledig aangepast aan de onderwijsstructuur van de DDR. Bekend is de Humboldt-universiteit (ca. 15.000 studenten). Het culturele leven beweegt zich vooral rond toneel (o.a. het Berliner Ensemble van Brecht, voortgezet door Brechts weduwe), cabaret (Die Distel), concert en opera.

In West-Berlijn werd een nieuw onderwijssysteem opgezet. De kleuterschool (Kindergarten) maakt deel uit van de lagere school (Grundschule). Wanneer deze een gunstige beoordeling geeft, volgt zonder examen voortgezet onderwijs (Hauptschule), waarbij het eerste jaar als proeftijd geldt. Er zijn twee universiteiten, de Freie Universität (15.000 studenten) en de technische universiteit (9000 studenten). Het culturele leven in West-Berlijn omvat opera (Deutsche Oper), toneel (14 schouwburgen), cabaret (Die Stachelschweine) en concert (Berliner Philharmoniker).

Bestuur.

Volgens volkenrecht is Berlijn in zijn geheel bezettingsgebied onder Viermogendhedenstatuut, verdeeld in een Amerikaanse, Britse, Franse en Russische sector. Het militaire bestuur is echter symbolisch. De status van Berlijn bleef gehandhaafd bij het Viermogendhedenverdrag van 3.6.1972.

Een belangrijk element in dit akkoord is, dat de USSR vrij verkeer van en naar West-Berlijn wil garanderen. Oost- en West-Berlijn hebben beide een burgemeester. [J.H.Bulthuis] Litt. R.Rave en H.J.Knöfel, Bauen seit 1900. Ein Führer durch Berlin (1963); P.O.Rave e.a., Berlin in der Geschichte seiner Bauten (1966); W.Krumholz (red.), Berlin ABC (2e dr. 1969). ESCHIEDENIS. Berlijn ontstond uit twee stadjes aan de Spree, Kölln en Berlin, die in de 13e eeuw voor het eerst genoemd werden en in 1442 door Frederik II van Brandenburg van hun autonomie beroofd werden.

Berlijn werd vanaf ca.1490 van belang als keurvorstelijke residentie, maar ging zich pas medio 17e eeuw sterk uitbreiden. In 1709 werden Kölln en Berlijn met het in 1688 ontstane Friedrichstadt tot één gemeente verenigd. De Verlichting vond in Berlijn een belangrijk centrum. In 1810 is er een universiteit gesticht.

De Duitse eenheid (1870) maakte Berlijn rijkshoofdstad. Het breidde zich snel uit tot een grote industriestad. In 1920 werden de voorsteden Charlottenburg, Köpenick, Lichterfelde, Neukölln, Spandau en Wilmersdorf bij Berlijn gevoegd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd 43 % van de woonruimte verwoest.

Op 2.5.1945 door Sovjetstrijdkrachten bezet werd Berlijn als zetel van de geallieerde controleraad krachtens intergeallieerde overeenkomst verdeeld in een Russische Amerikaanse Engelse en Franse sector. Van 1948—49 vond de bekende blokkade van Berlijn door de Russen plaats.

West-Berlijn is een van de Westduitse deelstaten, terwijl OostBerlijn hoofdstad van de DDR is.

De Juni-opstand van 1953 tegen de DDR-regering begon in Oost-Berlijn. Sedert aug. 1961 scheidt een betonnen muur West- en Oost-Berlijn; de muur is door de DDR opgetrokken om een einde te maken aan de massale vlucht van Oostduitse burgers. Ondertussen had de USSR sinds 1958 de westelijke Geallieerden onder druk gezet om de banden tussen West-Berlijn en de BRD door te snijden. Hij wilde West-Berlijn tot een ‘vrije stad’ reduceren, die afhankelijk zou worden van de DDR. De uit die eis resulterende verscherping van de internationale situatie eindigde in 1962; de Cubaanse crisis bewoog het Kremlin tot een behoedzame houding. In sept. 1971 bereikten de Grote Vier een akkoord over Berlijn, dat door de beide Duitse staten werd aanvaard: de USSR waarborgde de toegankelijkheid van West-Berlijn, maar zag tevens vastgelegd dat de westelijke sectoren buiten de BRD bleven, al keurde zij goed dat Bonn op consulair niveau de belangen van West-Berlijn ging behartigen.

Litt. Holtze, Gesch. der Stadt Berlin (1906); H. Neumann, Gesch. Berlins (2 dln. 1928); Arndt, Faden en Gandert, Gesch. der Stadt Berlin (1937); H. Herzfeld, Berlin in der Weltpolitik 1945—70 (1973).