Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-03-2019

Belastingvrijstelling

betekenis & definitie

v. (-en), vrijstelling van belasting betalen die door bepaalde personen wordt genoten.

In Nederland bestaat op grond van art. 22 van de GW belastingvrijdom van persoonlijke belastingen, zoals inkomsten- en vermogensbelasting, voor de koningin en de leden van het koninklijk huis met betrekking tot de door hen ontvangen uitkeringen ten laste van het rijk, alsmede de vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de uitoefening van hun functies. De koning en de vermoedelijke erfgenaam van de kroon zijn ook vrijgesteld van successie- en schenkingsrecht. Verdere vrijdom kan hen bij wet worden verleend. Voor het overige verbiedt art. 189 GW privilegiën op het terrein van de belasting.

In België bestaat geen wettelijke belastingvrijdom. In beide landen genieten echter diplomatieke, consulaire en andere vertegenwoordigers van vreemde mogendheden, de hun toegevoegde ambtenaren en inwonend personeel, hun echtgenoten en minderjarige inwonende kinderen op grond van het volkenrecht of internationaal gebruik vrijstelling van bepaalde belastingen, allen mits zij vreemdeling zijn, in Nederland, resp. België geen bedrijf of beroep uitoefenen en onder voorwaarde van wederkerigheid. Sinds 1965 worden Ned. diplomatieke en consulaire ambtenaren e.d., die in het buitenland werkzaam zijn, voor de inkomstenbelasting geacht inwoners van Nederland te zijn; zij genieten immers veelal in het buitenland allerlei belastingvrijstellingen. Een geheel andere categorie vormen, ook in België, de internationale ambtenaren in dienst van een internationale organisatie, b.v. de VN, EG of de Unesco. Op grond van verdragen e.d. genieten deze personen ter wille van hun onafhankelijkheid bepaalde belastingvrijstellingen. Soms is er een heffing door de organisatie.

LITT. J.H.Christiaanse, De inkomsten-belastingvrijstelling voor de internationale ambtenaren (diss. 1960).