o., het geheel van wettelijke bepalingen en rechterlijke uitspraken, dat het belastingstelsel regelt.
Het belastingrecht kan worden beschouwd als een onderdeel van het administratief recht, is dus publiek recht. Er is echter weinig ruimte voor het bestuur, in casu de belastingdienst, om naar eigen inzicht te handelen. In beginsel regelt de belastingwet nauwkeurig hoeveel belasting verschuldigd is als bepaalde feiten zich voordoen. Anderzijds bedient het belastingrecht zich in ruime mate van privaatrechtelijke begrippen, zodat men zonder kennis van het privaatrecht het belastingrecht niet kan bestuderen. Ook is bedrijfseconomische kennis nodig, m.n. voor de berekening van de fiscale winst uit ondernemingen. Als kenbronnen van het belastingrecht kan men noemen: de GW, de belastingwet, uitvoeringsbesluiten en -beschikkingen, belastingverdragen met andere staten en de rechtspraak. Er is de laatste tijd een toenemende betekenis ook op belastingrechtelijk terrein van algemene beginselen, b.v. het beginsel van het opgewekte vertrouwen door b.v. aanschrijvingen bij het publiek.
Sinds in 1914 in Nederland, in 1919 in België, de Wet op de Inkomstenbelasting werd aangenomen nam de belastingwetgeving een grote vlucht. De toeneming van de omvang van de belastingwetgeving bracht ook de beoefening van het belastingrecht op een hoger plan. Het belastingrecht wordt thans ook aan de universiteit gedoceerd, in het bijzonder in Nederland in de fiscaalrechtelijke studierichting (bijzondere afstudeerrichting in de juridische faculteiten).
LITT. J.van Soest, Belastingrecht (in: Vooruitzichten van de rechtswetenschap, 1964); J.H.Christiaanse, Redelijkheid en belastingrecht (1964); Chr.Geppaart, Fiscale rechtsvinding (1965); J.van Houtte, Beginselen van het Belg. belastingrecht (1966); H.J.Hofstra, Inl. tot hetNed. belastingrecht (3e dr. 1974).