Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-03-2019

Belasting

betekenis & definitie

(-en),

1. het belasten; druk door een last uitgeoefend; m.n. in de techniek: kracht die op een constructiedeel als zodanig werkt; de belasting van de veiligheidskleppen (van een stoommachine), druk door veer of gewicht uitgeoefend; dode belasting, het eigen gewicht van brug, auto; in de elektrotechniek: het vermogen dat een machine opneemt of afstaat;
2. erfelijke -, het hebben van (voor-)ouders met een bepaald (erfelijk) gebrek; belast;
3. verplichte bijdrage tot openbare geldmiddelen: heffen; directe belastingen, die niet kunnen worden afgewenteld (grondbelasting, die op het vermogen of de inkomsten, het personeel); indirecte belastingen, die niet door de belastingschuldige rechtstreeks aan de fiscus betaald worden (registratie-, zegel- en hypotheekrechten, het successierecht, de accijnzen enz.); in de belasting aangeslagen worden, verplicht zijn belasting te betalen; kerkelijke belasting, door het kerkbestuur geheven; in de belasting vallen, belastbaar zijn; onder de toepassing van de belastingwet vallen;
4. bedrag van de belasting: ik ga mijn belasting betalen;
5. (metonymisch) dienst der belastingen: een brief van de belasting; hij is bij de belasting

BELASTING ELEKTROTECHNIEK

Bij elektrische apparaten is belasting het werkzame (actieve) of het schijnbare vermogen, dat het apparaat afstaat of opneemt. Het werkzame vermogen, uitgedrukt in kW, geeft de belasting in mechanisch opzicht (koppel aan de as bij bepaalde omwentelingssnelheid); het schijnbare vermogen, uitgedrukt in kVA, geeft de belasting in elektrisch opzicht (stroomsterkte bij de gegeven spanning). Een machine kan elektrisch volbelast zijn en tegelijk mechanisch slechts weinig belast, zoals het geval is, wanneer de arbeidsfactor, waarvan de waarde kan variëren van 1 tot 0, nadert tot nul. De belasting van transformatoren, leidingen en netten wordt door het schijnbare vermogen aangegeven, dus door stroomsterkte bij de gegeven spanning.

BELASTING FISCAAL RECHT

Belasting wordt krachtens algemene regelen, en anders dan als straf wegens overtreding van de strafwet, gevorderd. Er zijn vele definities van het begrip belasting. Men kan de belasting naar vele gezichtspunten indelen, b.v. door wie zij wordt geheven (rijk, gemeente, provincie). De Ned. zgn. Miljoenennota’s verdelen de belastingen die aan het rijk ten goede komen in twee groepen:

1. belastingen naar inkomen, winst en vermogen.
2. kostprijsverhogende belastingen.

Een bekend onderscheid is ook dat tussen directe en indirecte belastingen.

Belastingheffing is even oud als de beschaving. De historie van de belastingen is interessant, omdat in de belastingtypen de tijden worden weerspiegeld. Van allerlei uiterlijke kentekenen, zoals het aantal ossen en slaven, en later het aantal vensters, haardsteden en dienstboden, loopt de maatstaf van heffing naar het moderne genuanceerde inkomensbegrip. Een steeds grotere plaats kreeg naast de budgettaire functie van de belastingen de zgn. sociaal-economische functie van de belastingheffing, m.a.w. via de belastingen worden sociale of economische doeleinden nagestreefd. Een Ned. en Belg. voorbeeld hiervan zijn de hoge progressieve tarieven van de inkomstenbelasting, die mede zijn ingevoerd door het (politieke) streven naar inkomensnivellering. Ook kan ter stimulering van het investeren de regering b.v. gebruik maken van de fiscale regelingen voor de investeringsaftrek en vervroegde afschrijving. De discussie over de beginselen van de belastingheffing, dus de regels die aangeven hoe de belastingheffing behoort te geschieden, wordt in alle landen en in alle tijden, zij het op verschillend niveau, gevoerd.

LITT. N.Laufenburger, Histoire de l’impôt (1954); H.Schuttevâer en J.G.Detiger, Anderhalve eeuw belastingen (1964); J.van der Poel, Sijmen betaal! (1966).

Belastingen Nederland

Volgens de GW kunnen geen belastingen ten behoeve van ’s rijks kas worden geheven dan uit kracht van een wet en kunnen geen privilegiën op het stuk van belastingen worden verleend (artt. 188 en 189 Gw); zie belastingvrijstelling. Provincie (art. 145 GW) en gemeente (art. 156 GW) kunnen eigen belastingen invoeren; deze zijn onderworpen aan goedkeuring van de Kroon, terwijl in de genoemde artt. tevens is bepaald, dat de wet algemene regels geeft ten aanzien van deze belastingen. Deze zijn ten aanzien van de provincie te vinden in de artt. 145—157 Prov. Wet, ten aanzien van de gemeenten in de artt. 269—303 der Gem. Wet. Door de provincies kunnen opcenten worden geheven op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting, leges en andere rechten, en belasting krachtens bijzondere wetten.

Door de gemeenten worden geheven: onroerend goedbelasting, de baatbelasting, de bouwgrondbelasting, de belasting op honden, de belasting op openbare aankondigingen, de woonforensenbelasting, de toeristenbelasting, leges en andere rechten. Door de waterschappen kunnen waterschaps- en dijklasten worden geheven ten behoeve van onderhoud van dijken en waterwerken. rijksbelastingen. Over de belastingen ten behoeve van de staat wordt jaarlijks door de Kamers beslist. De wetten waarbij zij gevestigd worden, gelden slechts voor één jaar, indien zij niet hernieuwd worden (art. 111 GW). Deze hernieuwing vindt plaats bij de goedkeuring van de begroting van Financiën. De rijksbelastingen worden geïnd door drie algemene directies van het Ministerie van Financiën, m.n. de Administratie der Directe Belastingen, de Administratie van Douanen en Accijnzen, en de Administratie van Registratie en Domeinen.

Lokale belastingen. De provinciale en gemeentelijke belastingen worden jaarlijks bepaald door de provinciale raden en de gemeenteraden (artt. 31, 108 en 110 GW), wier autonomie nochtans beperkt wordt door bijzondere wetten (verbod bepaalde zaken, feiten of handelingen te belasten; maximumbedragen; vrijstelling ten voordele van zekere instellingen) en door de bestuurlijke voogdij; zo worden de besluiten van de provinciale raad inzake belastingen onderworpen aan de goedkeuring van de koning vooraleer zij ten uitvoer worden gebracht (art. 86 Prov. Wet). Voor de gemeentelijke belasting is de bestuurlijke voogdij nog strenger: de invoering, wijziging of afschaffing van gemeentelijke belasting en van de desbetreffende reglementen moet in de regel worden onderworpen aan het advies van de bestendige deputatie van de provinciale raad en aan de goedkeuring van de koning (art. 76,5° gemeentewet). Het stelsel van de lokale belastingen werd grondig gewijzigd door de wet van 24.12.1948: waar vroeger de lokale belastingen voornamelijk bestonden uit opcenten, geheven op de hoofdsom der rijksbelastingen, werd dit heffingsrecht ontnomen, behalve wat de grondbelasting betreft. De lokale besturen verzaakten ook nog andere belastingen, zoals de vroeger belangrijke gemeentelijke taxes op wedden, lonen en pensioenen.

In ruil hiervoor nam de staat zekere uitgaven over van prov. en gemeenten, terwijl een Fonds der gemeenten en een Fonds der provinciën werden opgericht, gesubsidieerd door een jaarlijkse dotatie uit de algemene inkomsten van de schatkist. Door de fiscale hervormingen verkregen de gemeenten ook opnieuw de macht om een zgn. aanvullende gemeentebelasting te heffen (max. 5 %) op de rijkspersonenbelasting, alsmede op de verkeersbelasting (max. 10 %). De lokale opcenten worden te zamen met de rijksbelastingen door de staat geïnd. Vermindering of ontlasting van de hoofdsom van de rijksbelastingen geldt terzelfder tijd voor de opcenten.

LITT. J.van Houtte, Beginselen van het Belg. belastingrecht (1966).