(begreep, heeft begrepen),
1. met het verstand vatten: ik begrijp de hele zaak al, zie hoe de vork in de steel zit; ik begrijp er niets van, kan er niet uit wijs worden; dat is nogal te begrijpen, dat is zeer verklaarbaar; begrepen?!, toevoeging aan een nadrukkelijke verklaring, een gebod: dat laat je nu voortaan maar, begrepen?; dat kun je begrijpen!, dat geloof ik niet, (ook) geen denken aan!, daar komt niets van in!; iemand verkeerd begrijpen, zijn woorden of daden anders opvatten dan door hem bedoeld wordt;
2. omvatten, tot iets tellen, rekenen: de onkosten zijn eronder begrepen, zijn er bijgerekend;
3. bevatten, inhouden: al wat de aarde in zich begrijpt;
4. een vaste mening hebben waarvan men niet afwijkt: ik begrijp het nu eens zo, ik vat het zo op, wil het zo hebben;
5. het niet op iemand begrepen hebben, hem (het) niet vertrouwen, ertegen ingenomen zijn.
