bn., (met op) op iets bedacht zijn,
1. het plan, voornemen daartoe hebben, erop uit zijn: zij waren erop bedacht mij uit te horen;
2. voorbereid op: hij is op alles bedacht, hij voorziet alle omstandigheden, hij denkt aan alles; op welke wijze de brand ook zou mogen ontstaan, bedacht of onbedacht, voorzien of onvoorzien.