Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Basiliek

betekenis & definitie

[Lat. basilica, zuilenhal, Gr. basilikos, koninklijk], v. (-en),

1. Oudromeins langwerpig vierkant bouwwerk met zuilenrijen (zie basilica);
2. vroeg-christelijk kerktype (zie basilica);
3. eretitel van sommige kerken.

Basiliek is een eretitel, die sedert de 18e eeuw wordt toegekend aan sommige kerkgebouwen vanwege ouderdom, grootte, bijzondere bouwstijl, grote toeloop van gelovigen e.d. Men onderscheidt grote en kleine basilieken (basilicae maiores en minores). Tot de eerste behoren de vier voornaamste kerken van Rome (o.a. de Sint-Jan van Lateranen, een aartsbasiliek, en de Sint-Pieter), die ook wel ‘patriarchale’ basilieken genoemd worden, omdat zij gedacht worden als de zetel van resp. de patriarch van het westen (de paus), van Konstantinopel, Alexandrië en Antiochië. Deze basilieken hebben als bijzonder kenmerk de heilige deur (porta sancta), die alleen tijdens een heilig jaar of jubeljaar opengaat. Buiten Rome komt de titel alleen nog toe aan de kerken van de H. Franciscus en Maria ter Engelen, beide te Assisi.

Alle patriarchale basilieken hebben een zgn. pausaltaar met een speciale troon voor de paus. De overige (kleine) basilieken hebben (evenals de patriarchale) als belangrijkste onderscheidingstekenen het zgn. ‘conopeum’ of ‘umbrellino’ (een soort parasol) en het ‘tintinnabulum’ (een klokje aan een draagstok); beide eretekenen staan voor in de kerk op het priesterkoor en worden bij processies meegedragen in de stoet. Nederland telt 13 kleine basilieken (o.a. te Haarlem, ’s-Hertogenbosch en Oldenzaal). In België zijn er ruim 20 (o.a. te Doornik, Brugge en Tongeren).

< >