m./o. (-s), filter waardoorheen een vloeistof gaat terwijl de aanwezige bacteriën de poriën niet kunnen passeren; aldus wordt een steriele vloeistof verkregen.
Als bacteriefilter kent men het Chamberland-filter (kaars van kaoline en kwartszand door verhitting samengesinterd), het Berkefeld-filter (kaars van diatomeeënaarde en asbest met een organische stof samengeperst), het Seitz-filter (asbest tot een schijf geperst) en het Jena-filter (gesinterd glas). Bacteriefilters zijn van verschillende doorlaatbaarheid. Het collodium-filter (membraanfilter) wordt voor virussen gebruikt, omdat de gewenste poriegrootte gemakkelijk kan worden gemaakt.