bn. en bw., .. 1. op avonturen belust: een avontuurlijke jongen;
2. veel avonturen opleverend: een avontuurlijke reis; vol avonturen: een avontuurlijke geschiedenis;
3. gewaagd, onzeker: zich in een avontuurlijke onderneming steken
1. op avonturen belust: een avontuurlijke jongen;
2. veel avonturen opleverend: een avontuurlijke reis; vol avonturen: een avontuurlijke geschiedenis;
3. gewaagd, onzeker: zich in een avontuurlijke onderneming steken.