Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Autonoom

betekenis & definitie

[Gr.], bn. en bw.,

1. zelfstandig in ethische en filosofische zin; levend naar of zich verwezenlijkend in eigen normen: het autonome denken; de autonome persoonlijkheid; ook van kunstvormen gezegd: de film als autonome kunst;
2. zelfstandig in juridische zin; autonomie (1. of 2.) bezittende, zelfstandig: de Britse dominions zijn Autonoom; autonome steden in het Romeinse Rijk (tegenstelling van heteronoom);
3. zelfstandig in biologische zin: het Autonoom zenuwstelsel (ten opzichte van het centrale zenuwstelsel); in de plantkunde gezegd van bewegingen die niet door uitwendige prikkels worden veroorzaakt, dan ook wel endonoom genoemd.