(arbeidde, heeft gearbeid),
1. lichamelijke arbeid verrichten, werk verrichten dat inspanning en moeite kost (arbeiden veronderstelt meestal meer inspanning en moeite dan werken ): zes dagen zult gij Arbeiden en al uw werk doen (Ex.20,9); zij Arbeiden op het veld;
2. in ruimere zin: zijn krachten aanwenden om iets te bereiken of tot stand te brengen: aan de welvaart van een volk