Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Aquarium

betekenis & definitie

[Lat., drinkplaats], o. (-s, -ria), met water gevulde ruimte die van één of meer glazen wanden is voorzien en waarin waterorganismen worden gehouden en geobserveerd.

Gewoonlijk is een aquarium een geheel glazen bak, of een van glazen wanden voorzien metalen frame, waarvan bij voorkeur de hoogte niet meer bedraagt dan de breedte, en de lengte ca. 1½ maal de breedte is. Afwijkende verhoudingen, waarbij b.v. de hoogte groter is dan de breedte, veroorzaken moeilijkheden in de watercirculatie en zuurstofvoorziening.

Geschiedenis. Gegevens over het houden van dieren of planten voor observatie dateren van ca. 1000, toen Chinezen reeds begonnen vissen in porseleinen ‘drakekogels’ te houden, waarin men de vissen uiteraard alleen van boven kon waarnemen. Echte aquaria, in de vorm van kogelvormige visglazen, komen pas sedert ca. 1400 voor. Het probleem van de zuurstofvoorziening werd door geregeld verversen van het water opgelost (niet vóór Priestley’s ontdekking van de zuurstofkringloop is men aan dit belangrijke onderdeel aandacht gaan schenken). In de 17e eeuw doen de eerste ‘Glaskügel’ in Duitsland hun intrede. Wetenschappelijke onderzoekers gebruikten porseleinen vaten om de organismen in leven te houden. De koolzuur kringloop, de assimilatie en dissimilatie van planten werd grotendeels in aquaria aan waterplanten onderzocht.

Sinds die tijd werden de ‘frame’-aquaria populair. In 1853 werd het eerste publieke aquarium te Londen geopend; daarna volgden publieke aquaria te Wenen (1860), Parijs (1861), Berlijn (1869), en het beroemde zeewateraquarium te Napels (1874). De directe aanleiding tot het houden van exotische vissen in huiskameraquaria is ongetwijfeld de invoer geweest van de paradijsvis. Deze vis, in 1869 door P. Carbonier massaal gekweekt, bevolkte spoedig de aquaria in geheel Europa; vervolgens waren het de Noordamerikaanse zonnebaarzen, cichliden, en levendbarende tandkarpers. Ca. 1912 werden een 180-tal soorten in aquaria gehouden. Thans is dit aantal ruim 1500 en het groeit nog sterk.

Inrichting. Er zijn te onderscheiden:

1. volglas-aquaria, nog steeds in gebruik voor observatiedoeleinden, vrij kwetsbaar, maar zonder het risico van aan het water afgegeven chemische stoffen; en
2. frame- of hoeklijnaquaria, van hoek- of T-ijzer gelaste geraamten, waarin door middel van een speciale stopverf of kit ruiten worden ingezet; de bodem en soms de achter- en zijwanden zijn van plaatijzer. Naar de temperatuur van het water kan men de volgende indeling maken:
a. de koudwater-aquaria voor inheemse of uit niet-tropische gebieden afkomstige organismen; en
b. verwarmde aquaria voor exotische organismen, die een hogere dan kamertemperatuur verlangen. Tegenwoordig is het tropische aquarium veruit favoriet. Verder zijn er koude en verwarmde zoet-, brak- en zeewateraquaria. De inrichting bestond lange tijd slechts uit wat zand op de bodem en een paar daarin geplaatste waterplanten; tegenwoordig wordt veel meer rekening gehouden met de natuurlijke levensomstandigheden van de bewoners.

Planten. De waterplanten gingen een steeds belangrijker plaats innemen; evenals visimporten kwamen plant-importen op de markt, zodat men het natuurlijke milieu van de vissen kan nabootsen.

Vissen. Alle in het wild levende vissoorten die op enigerlei wijze zich bijzonder goed blijken te lenen komen in aanmerking. Soorten met een lengte van meer dan 10 cm, behalve sommige langgerekte aalvormige dieren, zullen gewoonlijk niet als aquariumvissen in aanmerking komen. Ook de houdbaarheid in aquaria legt beperkingen op. Voor bijzondere milieu-aanpassingen kent men speciale aquaria, b.v. het moerasaquarium. Voor zoetwateraquaria zijn de volgende visgroepen van belang:

1. meervallen;
2. karperachtigen;
3. tandkarpers;
4. baarsachtigen. Naast de als eerste aquariumvis ingevoerde paradijsvis, zijn uit deze groep (zie labyrintvissen) populair geworden de goerami’s uit het Indo-Australische gebied, de kemp- of vechtvis en de dwerggoerami’s; verder de guppy, een van de eerst ingevoerde tandkarpers, gevolgd door de plaatjes (afgeleid van Platypoecilus), zwaarddragers, en hoogvinkarpers; tenslotte vele ‘zalmpjes’ (zie karperzalmen), zoals de rode Rio, en cichliden (waartoe o.a. de maanvis behoort), die broedzorg vertonen.

Aquariumverenigingen. In Nederland schat men het aantal aquariumhouders op ruim 100000, waarvan ca. 25000 zijn aangesloten bij plaatselijke verenigingen. Er is een overkoepelende organisatie, de Nederlandse Bond Aqua Terra (NBAT), met een maandblad. België heeft ca. 50000 aquariumhouders, gedeeltelijk aangesloten bij de Belgische Bond van Aquarium- en Terrariumliefhebbers. De grote bloei van de aquariumliefhebberij weerspiegelt zich in de grote hoeveelheid aquariumtijdschriften die verschijnen, zoals in Nederland: Het aquarium.

LITT. J.J. Hoedeman, Aquariumvissen-encyclopaedie (1954); H.R. Axelrod en L.P. Schultz, Handbook of tropical aquarium fishes (1955); H. Frey, Illustrated dictionary of tropical fishes (1961); J.J.

Hoedeman, Elseviers aquariumvissen encyclopedie (1968-69); G. Sterba, Aquarienkunde (1969-70); G. Sterba, Süsswasserfische aus aller Welt (1970).