Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Appretuur

betekenis & definitie

v. (-turen),

1. het appreteren; afwerking;
2. resultaat van appreteren, b.v. glans (van lakens);
3. middel tot appreteren, b.v. in de weverij: lijmmiddel waardoor aan de kettinggarens meer vastheid gegeven wordt; poetsgoed.

In de textielindustrie vat men onder appretuur alle behandelingen samen die dienen om het weefsel zoals dat uit de weverij komt (het zgn. stoelgoed) te reinigen, te verfraaien of in eigenschappen te verbeteren, ook de afwerking van b.v. naaigarens. Enkele appretuurbewerkingen zoals wassen, bleken en verven kunnen al op vezelmateriaal worden uitgevoerd. Welke appretuur wordt toegepast, is afhankelijk zowel van de gebruikte grondstof als van het gebruiksdoel daarvan.

Reiniging. Natuurlijke vezels bevatten een aantal verontreinigingen die pas na de verwerking tot weefsel verwijderd worden. Bij de natuurlijke cellulosevezels zoals katoen en linnen zijn de reinigingsbewerkingen: zengen, ontsterken, afkoken of kierkoken, wassen en bleken. Bij wollen stoffen zijn de belangrijkste: noppen, stoppen, carboniseren, wassen en bleken; bij zijde ontgommen en bleken. Rayon moet eveneens ontsterkt, gewassen en gebleekt worden. Voor weefsels uit synthetische vezels zijn de reinigingsbewerkingen meestal eenvoudiger, omdat het uitgangsprodukt praktisch schoon is. Daarnaast worden bij spinnen en weven meestal hulpstoffen gebruikt, die voordat het doek verder verwerkt kan worden, verwijderd moeten worden.

Verbetering van structuur en uiterlijk. Dit gebeurt langs chemische of mechanische weg. Weefsels uit cellulosevezels (katoen) kan men een grotere dichtheid en glans verlenen door een zwelbehandeling in sterke natronloog (zie merceriseren). Met sterke zuren wordt een perkamentachtig uiterlijk verkregen (zie perkamenteren). Naast deze chemische ingrepen staat een groot aantal appretuurbehandelingen van zuiver mechanische aard of behandelingen waarbij gebruik gemaakt wordt van de gecombineerde effecten van druk, vocht en warmte, b.v.: scheren, ruwen, kalanderen, persen. Speciale appreturen voor wol zijn: vollen en decatiseren; voor linnen: mangelen en beetlen; voor zijde: chevilleren.

Verbetering van de eigenschappen. Een aantal appreturen is erop gericht de vormstabiliteit van het weefsel te vergroten. In de katoenindustrie kent men het krimpvrij maken door middel van het sanforiseren, bij wol chloreren en decatiseren; bij weefsels uit synthetische vezels thermofixeren. De opkomst van de synthetische vezels, waarin binnen zekere grenzen gewenste eigenschappen kunnen worden ingebouwd, heeft geleid tot de ontwikkeling van een aantal moderne veredelingstechnieken voor de natuurlijke vezels m.n. voor katoen, b.v. kreukherstellend maken en vlekwerend maken. Andere behandelingen zijn erop gericht het weefsel vlamwerend, waterafstotend, waterdicht, motecht, schimmelwerend, antistatisch e.d. te maken (zie veredelen).

Speciaal op naaigarens past men naast het merceriseren een tweetal bewerkingen toe om het garen gladder te maken, nl.: polijsten en lustreren. Het chevilleren wordt toegepast op strengen zijden garens met het oogmerk ze buigzamer te maken en meer glans te geven. Tenslotte kunnen nog enkele bewerkingen genoemd worden die uitsluitend tot doel hebben het weefsel tijdelijk een ‘nieuw’ uiterlijk te geven dat niet wasbestendig is. Door pappen met zetmeel (stijfsel), persen en drogen wordt een egaal, stevig uiterlijk verkregen (zie appret). Soms wordt de greep verbeterd door te aviveren.