Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 05-01-2019

admiraliteit

betekenis & definitie

admiraliteit - v. (-en), eig. het bewind en rechtsgebied over de oorlogsmarine, en vandaar de naam voor degenen die daarmee belast zijn, nl. voor de vijf colleges (admiraliteitscolleges) in de Republiek der Verenigde Nederlanden die onder het opperbewind van de admiraal-generaal het bewind voerden over de zeezaken; in Nederland ook de naam waarmee het Engelse departement van Marine (Admiralty) wordt aangeduid.

De admiraliteiten zijn oorspronkelijk door Leicester opgericht (Hoorn, Rotterdam, Middelburg). De leiding van het krijgswezen te water berustte aanvankelijk bij de Raad van State, maar van 1593 af berustte deze bij de Staten-Generaal en de »admiraal-generaal. In 1597 werden de Admiraliteitscolleges gereorganiseerd en tot vijf vermeerderd: Amsterdam, Rotterdam (admiraliteit van de Maas), het Noorderkwartier (beurtelings zitting in Hoorn en Enkhuizen), Middelburg (admiraliteit van Zeeland) en tot 1645 Dokkum, daarna Harlingen (admiraliteit van Friesland). De Admiraliteitscolleges waren belast met het handhaven van de veiligheid op zee, monsteren en afdanken van scheepsvolk, heffen en beheren van de konvooien en licenten, en jurisdictie bij het prijsverklaren. Later kwamen er nog andere belastingen voor het zeewezen, b.v. last- en veilgeld. Daar het toezicht van de StatenGeneraal een dode letter werd, konden de Admiraliteitscolleges zich aan controle onttrekken en zich op eigen voordeel toeleggen. De opbrengsten bleven onvoldoende. In 1795 werden de Admiraliteitscolleges opgeheven en vervangen door een Comité tot de Zaken van de Marine.
LITT. C.T.F.Thurkow, De Westfriese Admiraliteit (1945); J.R.Bruijn, De Admiraliteit van Amsterdam 1713-51 (1970).

In de Spaanse Ned. werd de admiraliteit door edicten van Alexander Farnese in 1580, 1590, en in 1596, heringericht. Raden van admiraliteit werden ingesteld te Antwerpen en te Duinkerken met het oog op de oorlogvoering op de Schelde en ter zee. Zij traden ook op als prijzenhoven; daarvan was hoger beroep mogelijk op een Opperste Admiraliteitsraad naast de landvoogd. Tijdens het Twaalfjarig Bestand afgeschaft, werden die raden in 1626 hersteld en in 1694 voorgoed opgeheven. Na het verlies van Duinkerken (1658) werd de raad aldaar overgebracht naar Brugge en later naar Oostende.