Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

achteruit

betekenis & definitie

achteruit:

I. bw., 1. in de richting naar achteren, achterwaarts, rugwaarts; in de richting tegenovergesteld aan de vorige: een pas terug!; een auto op (of in zijn) — zetten, achteruit laten draaien of rijden; gesteld tegenover vooruit valt het accent op het eerste lid. Achteruit vormt samenstellingen met ww. die een voortgaande beweging te kennen geven: achteruit glijden, —rollen, —vallen enz.; met ww. die een beweging uitdrukken van een wezen of voorwerp dat zich niet van zijn plaats beweegt, maar staande de werking oefent: achteruitschoppen, — slaan, —trappen; met ww. die een stuwende of drijvende beweging te kennen geven: achteruitdrijven, —duwen, —slepen, —trekken, enz. Van al deze eigenlijke samenstellingen eisen alleen die bijzondere vermelding, welke een figuurlijke betekenis hebben; 2. op of in het achterschip, achter de grote mast; hij woont —, hij heeft zijn verblijf in het achterschip, behoort tot de état-major; een jongen van achteruit, een jonge bediende van de officieren;

II. zn., o. (-en), 1. afgesloten plaats of tuintje achter een huis; (ook) uitzicht naar achteren; 2. achterdeur of -poort.