aan'spraak, v./m. (-spraken), 1. gelegenheid om met iemand te spreken: een aanspraak(je) hebben, met iemand kunnen redeneren; hij heeft wel wat — nodig, men mag hem wel eens opzoeken en wat afleiding bezorgen; 2. recht om te eisen: — hebben op iets, recht hebben het te bezitten of het genot ervan te hebben, het met recht kunnen eisen; 3. eis om te bezitten of te gebruiken: — maken op iets; ook in de zin van: openlijk beweren; 4. (in de stijlleer) het onverwacht aanspreken van iemand of van een als persoon gedacht voorwerp en de woorden daarbij gebezigd.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk