Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 22-12-2018

aanleg

betekenis & definitie

aan'leg, m. (geen mv.), het aanleggen in verschillende toepassingen: 1. van een geweer; 2. — op stukgoederen, het in lading leggen om vrachtgoederen in te nemen; 3. (rechtsterm) in eerste —, in eerste instantie; rechtbank van eerste —, benaming der tegenwoordige arrondissementsrechtbanken in België , en vóór 1838 in Nederland; 4. het tot-standbrengen, m.n. van werken waarbij grondwerk te pas komt; — van spoorwegen, van kanalen; (ook) wijze van aanvatting en uitvoering; 5. begin van uitvoering van enig werk; eerste ontwerp of begin, opzet van een schilderij of een tekening; (bouwkunde) onderste kant of onderste laag van de fundering van een muur, gebouw of kolom ; dijk van dubbele, halve —, waarvan de voet het dubbele, de helft van de hoogte bedraagt; 6. uitgevoerd werk, m.n. plantsoen, wandelpark; 7. aangeboren, meer dan gewone geschiktheid tot het aanleren van een kunst of wetenschap : hij heeft veel — voor wiskunde; een kunstzinnige —; bijzondere vatbaarheid of geschiktheid voor een ziekte, voor zwaarmoedigheid enz. 8. in de techniek al datgene waar iets tegenaan gelegd wordt om richting of ondersteuning te krijgen .

BOUWKUNDE.De aanleg is de onderkant of de onderste laag van de fundering van een muur, gebouw of kolom. De aanlegbreedte hangt af van de draagkracht van de grond, de aanlegdiepte hangt af van de diepte waarop de draagkracht van de grond voldoende is. De minimale aanlegdiepte is 60 cm onder het maaiveld.

GRAFISCHE TECHNIEK. Bij het inleggen van een te bedrukken vel op de drukpers dient dit vel aan twee kanten tegen een aanleg te stoten, opdat de achtereenvolgende vellen telkens op dezelfde plaats en in de juiste stand komen te liggen. De zijaanleg moet naar de andere kant verplaatst kunnen worden, om de achterzijde van het papier met dezelfde aanlegzijden te kunnen bedrukken. De aanslag is de vaste aanleg aan de lange zijde van het vel. PSYCHOLOGIE. De term aanleg duidt hier op het totaal aan eigenschappen en mogelijkheden dat de mens bij zijn geboorte door overerving mee krijgt, in tegenstelling tot het milieu als vormende factor, die voor het overige bepalend is voor de verschillende aspecten der persoonlijkheid. Verschillen in erfelijke aanleg en verschillen in milieu zijn de beide hoofdterreinen waarop de oorzaken van alle individuele verschillen gelegen zijn. In de geschiedenis van de psychologie hebben de verschillende stromingen nu eens op de ene, dan weer op de andere factor overwegende nadruk gelegd. De belangrijkste psychologische methoden om te bepalen welke eigenschappen en kenmerken resp. vnl. door de erfelijke aanleg of door het milieu worden beïnvloed zijn: a. tweelingen-onderzoek, gebaseerd op het feit, dat ééneiïge tweelingen over een volledig identieke erfmassa beschikken, terwijl daarentegen twee-eiïge tweelingen niet meer met elkaar gemeen hebben dan willekeurige kinderen van dezelfde ouders; b. het vergelijken van in inrichtingen grootgebrachte kinderen, bij wie de milieu-invloeden een hoge mate van constantie vertonen; c. proeven met het voortkweken van erfelijk bepaalde eigenschappen bij dieren door middel van kruising. In vroeger tijden werd ook gebruik gemaakt van de zgn. stamboommethode, waarbij het voorkomen van bepaalde eigenschappen in verschillende generaties van een familie werd nagegaan. Na het ontdekken van de grondwetten der erfelijkheid door Mendel (1865) en Galton (1869) is deze factor sterk in het middelpunt van de belangstelling komen te staan. De Gestaltpsychologie heeft zich speciaal beziggehouden met de wisselwerking tussen de mens en zijn omgeving (Von Uexküll, Lewin). Het onderzoek betreffende deze controverse, die in de Angelsaksische litteratuur als het nature-nurture problem bekend is, wordt bemoeilijkt door het feit, dat aanleg en milieu slechts uiterst zelden geheel onafhankelijk van elkaar in werking treden. De nature-nurtureproblematiek is weer actueel geworden door opzienbarende publikaties van de Amerikaanse psycholoog A.R.Jensen, die betoogde dat bij IQ-tests gevonden verschillen tussen blanken en negers in de VS, voor een groot deel toegeschreven dienen te worden aan erfelijke verschillen in intelligentie.

LITT. A.Anastasi, Differential psychology (1963); R.Cancro (red.), Intelligence. Genetic and environmental influences (1971).

recht. Behandeling van een zaak in eerste aanleg betekent behandeling bij de rechter die het eerst van de zaak kennis neemt. In Nederland is dat de arrondissementsrechtbank, behalve wanneer de wet anders bepaalt.

In België noemt men rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank die zitting houdt in de hoofdplaats van een gerechtelijk arr. Zij oordeelt over alle zaken, die door de wet niet uitdrukkelijk aan buitengewone of uitzonderlijke rechtbanken (vrederechter, rechtbank van koophandel, arbeidsrechtbank) zijn opgedragen, behalve die vorderingen welke rechtstreeks voor het Hof van Beroep en het Hof van Cassatie komen. Zij oordeelt in hoger beroep over de vonnissen van de vredegerechten. In burgerlijke zaken en t.o.v. de tuchtrechtelijke vorderingen tegen notarissen en gerechtsdeurwaarders wordt haar bevoegdheid verder uitgestippeld in artt. 569-572 Gerechtelijk Wetboek. Indien de verweerder de bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg betwist, kan de eiser, vóór de sluiting van de debatten, de verwijzing vorderen van de zaak naar de arrondissementsrechtbank. De rechtbank van eerste aanleg, zetelende in strafzaken, noemt men correctionele rechtbank.