Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 22-12-2018

aanhouden

betekenis & definitie

aan'houden (hield aan, heeft aangehouden), I. overg., 1. vasthouden, verhinderen verder te gaan: iemand —, op straat aanspreken; (ook) staande houden om te bekeuren of gevangen te nemen; (vaar- en voertuigen) tegenhouden, niet laten passeren;

(ook) arresteren; 2. bij zich houden, blijven houden: personeel —, in zijn dienst behouden; (bij een veiling) niet toewijzen; vee —, aanfokken, niet verkopen of slachten; een studie —, daarmee voortgaan; een krant —, daarop geabonneerd blijven; rechtszaken, voorstellen —, de behandeling of afdoening ervan uitstellen; 3. niet uittrekken: de jas —; 4. hokken met, als bijzit hebben.

II. onoverg., 1. gaan of sturen in de richting van: op de kust, een eiland 2. volhouden, volharden; (ongunstig) niet ophouden, blijven vragen: je moet niet zo — doet verkrijgen, de aanhouder wint; 3. met aandrang vragen of verzoeken: om de hand van een meisje haar ten huwelijk vragen; 4. voortduren: het houdt lang aan, het duurt lang.