Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 22-12-2018

aalscholver

betekenis & definitie

aal'scholver, m. (-s), zeer verbreid geslacht van zwemvogels uit de familie der aalscholvers, m.n. de soort die bij ons ook schollevaar of rotgans heet.

De aalscholvers, Phalacrocoracidae, zijn een vogelfamilie die behoort tot de orde der zie pelikaanachtigen. Er zijn 30 soorten aalscholvers, verspreid over de gehele aarde. De lange, stevige snavel heeft dichtgegroeide neusgaten; de bovensnavel heeft een haak. De meeste aalscholvers zijn grote vogels, ongeveer ter grootte van een gans, en dikwijls zwart;

soms zwart en wit. Zij voeden zich vrijwel uitsluitend met vis, die zij onder water met de snavel grijpen; hierbij bewegen zij zich met de poten voort. Eén soort (Nannopterum harrisi, een bewoner van de Galapagos-eilanden) kan niet vliegen. In Europa komen drie soorten voor: de aalscholver (Phalacrocorax carbo), de kuif aalscholver (P. aristotelis), en de dwergaalscholver (P. pygmaeus). De aalscholver komt over een groot gedeelte van de aarde voor, zowel langs de kust (rifbroeder) als in het binnenland (vnl. boombroeder). In Nederland is het een schaarse broedvogel. De aalscholverstand is van ongeveer 4000 broedparen in 1940 op 6 broedplaatsen gedaald tot 1150 broedparen in 1964 op 2 broedplaatsen (Naardermeer en Wanneperveen), dit o.m. als gevolg van de voortdurende vervolging en verontrusting door de mens, en het verloren gaan van goede visgronden (drooglegging van de IJsselmeerpolders). Sedert 1965 is de aalscholver in Nederland volledig beschermd. In België is het een zeer schaarse broedvogel.