Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

actuaris

betekenis & definitie

wiskundig of economisch adviseur, verzekeringswiskundige

uitspraak
[ak-tu-a-ris]

citaat
“‘De gedachte is dat de verhoging van de AOW-leeftijd de stijging van de levensverwachting compenseert’, zegt actuaris Daan Kleinloog in de krant. ‘Als het doel is dat alle generaties over een gelijk aantal jaren van hun leven een AOW-uitkering krijgen, dan gaat dit nu te snel’, aldus Kleinloog, die de kwestie samen met andere actuarissen heeft uitgezocht.”
Bron: Verzekeringsexperts: ‘AOW-leeftijd kan best minder snel omhoog’ (AD, 5 juni 2018)

woordfeit
Een actuaris is een “wiskundig en economisch raadgever die risico’s berekent en beoordeelt, bijv. voor een verzekeringsmaatschappij, pensioenfonds, bank”, zoals het Prisma-woordenboek Nederlands XL het omschrijft. Deze betekenis is aan het begin van de twintigste eeuw overgenomen van het Engelse actuary. Eerder betekende actuaris ‘beheerder van geldmiddelen’, maar die betekenis is verouderd.
Actuaris komt van het Latijnse actuarius, dat onder meer ‘stenograaf, notulist’, ‘secretaris’, ‘boekhouder’ en ‘rentmeester’ betekent. Dat is een afleiding van acta ‘behandelde zaken’, het meervoud van actum ‘daad, handeling’, dat weer bij het werkwoord agere ‘doen, handelen’ hoort. Ook actie en actief zijn van actum afgeleid.