m. (-s), in Nederland een instelling die klanten aan wetenschappelijke informatie helpt of doorverwijst, incidenteel zelf onderzoek doet en vooral activiteiten ontplooit om de betrokken groepen te bereiken en bij het gebruik van de geleverde informatie te helpen.
© Aan het eind van de jaren zestig kwam door het optreden van actiegroepen naar voren, dat verschillende maatschappelijke groepen, zoals buurtgroepen, wijkbewoners, arbeiders, consumenten relatief geringe toegang hebben tot wetenschappelijke informatie en onderzoek en vaak geen idee hebben wanneer wetenschap relevant voor hun behoeften zou kunnen zijn. Soms willen deze groepen in de maatschappij onderzoek verricht zien, maar kunnen zij daar geen geld voor betalen, zij hebben geen commerciële oogmerken,maar de onderzoeksresultaten kunnen een bijdrage leveren tot de verbetering van de positie van deze groepen.
Enkele universitaire groeperingen (zoals de afdeling psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen, Themagroep Noord-Nederland) en niet-universitaire organisaties (zoals Vereniging Milieudefensie, Rijn-Schelde Instituut) probeerden in de gebleken leemtes te voorzien. Sedertdien heeft aan universiteiten en hogescholen de gedachte veld gewonnen dat het bestaande onderzoekspotentieel ook voor de minder geprivilegieerde groepen beschikbaar zou moeten zijn, en wel door wetenschapswinkels. Enkele wetenschapswinkels maken deel uit van het studieprogramma (b.v. de chemiewinkel van de Rijksuniversiteit Leiden, de medicijnenwinkel van de Rijksuniversiteit Groningen). In 1977 werden stappen ondernomen aan de Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit van Amsterdam, TH Delft, Rijksuniversiteit Leiden om als universiteit een wetenschapswinkel in te stellen. In Amsterdam kwam een universitaire wetenschapswinkel tot stand met steun van het College van Bestuur en de Universiteitsraad, die een grote activiteit ontplooit op de verschillende wetenschapsgebieden. Binnengekomen vragen worden wekelijks in het universiteitsblad Folia Civitatis geadverteerd, terwijl er in de wetenschapswinkel bovendien een kaartenbak is, waarin alle in behandeling genomen onderzoeksvragen aanwezig zijn.
Studenten die in het kader van hun studie onderzoek willen doen voor de klanten van de wetenschapswinkel en stafleden die dit in hun onderwijs- en onderzoekprogramma's willen doen, kunnen contact opnemen met de wetenschapswinkel. Soms zoekt deze zelf contact met stafleden inzake gewenst onderzoek. Voorbeelden van onderzoeksvragen bij de wetenschapswinkel zijn: geluidshinder, jeugdwerkloosheid, radio-activiteit/kernenergie, arbeidsomstandigheden in bedrijven, energie- en milieuproblemen, democratisering, verkeer en vervoer, beroepsziekten, kinderrecht en ontwikkelingssamenwerking.
Aan de door de wetenschapswinkel van de Universiteit van Amsterdam gerealiseerde externe democratisering van het universitaire onderzoek en onderwijs wordt nu door de initiatieven rond projectencentra (in eerste instantie voor milieubeweging, de vakbeweging en de derde-wereldbeweging) een minder vrijblijvend karakter gegeven. Deze projectencentra zijn nl. in essentie een contract tussen deze universiteit en een groep klanten (b.v. de Federatie Ned. Vakbeweging, FNV), waarin vastgelegd wordt dat de universiteit een bepaalde minimum onderzoekscapaciteit ten behoeve van die klantgroep zal inrichten. Verder zijn de projectencentra een samenwerkingsverband van onderzoekers en klantgroepen, waarin de prioriteiten voor onderzoek worden vastgesteld (voor de vakbeweging b.v. jeugdwerkloosheid, automatisering en veiligheid en gezondheid). De klantgroepen kunnen in deze intensievere samenwerkingsvorm meer invloed uitoefenen op methode en uitvoering van het onderzoek.
Daarbij is de organisatie van de wetenschapswinkel intern gedemocratiseerd. Degene die er aan deelneemt is lid van de Algemene Vergadering van de Wetenschapswinkel. Het Algemeen Bestuur ervan is een adviescommissie van het College van Bestuur van de universiteit en bestaat in Amsterdam uit 12 leden uit de kring van de (potentiële) klanten, vier wetenschappers, vier leden uit de technische en administratieve staf en vier studenten. Ook los van de universiteiten, zij het vaak mede door activiteiten van universitaire medewerkers, zijn groepen ontstaan die een wetenschapswinkelfunctie vervullen.