Gepubliceerd op 17-01-2021

Tsjechoslowakije

betekenis & definitie

(Ceskoslovenska Socialistiëka Republika), volksrepubliek in Centraal-Europa, begrensd door Polen, de USSR, Hongarije, Oostenrijk, de BRD en de DDR, 127876 km2. Hoofdstad: Praag.

BEVOLKING en ECONOMIE De Tsjechoslowaakse bevolking bedroeg in 1978 ca. 15 mln., het geboortencijfer 18,4 %c en het sterftecijfer 11,5 %c. Door de toenemende vergrijzing van de bevolking stijgt de beroepsbevolking per jaar slechts met 0,7 %. Deze groei is te laag voor de ambitieuze plannen van de regering en de partij. Het land moet daarom in toenemende mate een beroep doen op gastarbeiders uit het naburige Polen of uit Joegoslavië. Desondanks is het niet mogelijk de voorgestelde groei van de economie (5 % per jaar) te halen. In de industrie lukt dit nog net, maar de agrarische produktiegroei (1,5 % per jaar) blijft sterk bij de plannen achter.

Het belangrijkste onderdeel van de Tsjechoslowaakse economie is nog steeds de industrie, waarin de helft van de beroepsbevolking werkzaam is. De industriële produktie is sinds 1970 met 62 % gestegen. Met de DDR blijft het land de belangrijkste industriële natie van het Oostblok, die grondstoffen uit de USSR voor de export van eindprodukten en diensten inruilt. Sinds kort is de belangstelling voor export naar de westerse landen, vooral onder invloed van het tekort op de betalingsbalans, weer toegenomen.

POLITIEK Het hele jaar 1977 werd het politieke leven in Tsjechoslowakije sterk beheerst door de beweging van dissidenten, → Charta 77. Deze beweging, die geen duidelijke organisatie heeft, probeerde discussie los te krijgen op allerlei terreinen in de Tsjechoslowaakse maatschappij via het uitbrengen van documenten, waarvan er in 1977 een dertiental verscheen. De regering voerde een onduidelijke politiek, nu eens soepel dan weer hard reagerend op de dissidenten. Er vonden arrestaties plaats van leidende figuren als V.Havel, J.Lederer en J.Hajek. Anderen werden onder politiebewaking gesteld: F. Kriegel en Z.Mlynar.

In sept. en okt. 1977 werden vier personen tot straffen veroordeeld tot 3,5 jaar. De laagste straf was veertien maanden. J.Patocka stierf in mrt. 1977 aan een hersenbloeding na een verhoor dat volgde op zijn ontmoeting met de Ned. minister van Buitenlandse Zaken Van der Stoel. De communistische partijen van West-Europa uitten hun afkeuring over de onderdrukking van kritiek en stelden dat politieke meningsverschillen via een politieke discussie moeten worden uitgevochten. Tsjechoslowakije plaatste zich in een isolement op het politieke vlak.

In okt. 1979 vond in Praag het proces plaats tegen zes leden van het VONS , het comité voor de verdediging van ten onrechte vervolgde personen, dat in de lijn van het Charta 77 was opgericht door o.m. de dramaturg Havel en de vroeger reeds zwaar veroordeelde P.Uhl. Op 29.5.1979 waren tien leden van dat comité gearresteerd en uiteindelijk werden zes van hen in okt. veroordeeld tot straffen gaande tot vijf jaar gevangenisstraf. Dat proces leidde tot zware protesten in het buitenland, maar de Tsjechoslowaakse autoriteiten legden die naast zich neer. De schrijver P.Kohout werd in 1979 de toegang tot het land ontzegd toen hij, na een jaar met een geldig reisvisum in het buitenland te hebben verbleven, naar Tsjechoslowakije wilde terugkeren. Daarop werd hem zijn staatsburgerschap ontnomen, wat ook met de auteur M.Kundera het geval was. Er waren in sept. 1979 ook nog de arrestatie van talrijke katholieke militanten en de repressie van alternatieve muziekgroepen.

Op 24.1.1980 werd de VONS-advocaat Danisz tot tien maanden gevangenisstraf veroordeeld, maar hij kreeg amnestie. Volgens een studie van het Charta 77 was de toestand voor de Tsjechoslowaakse consumenten weinig rooskleurig en ontbraken er nog steeds allerlei noodzakelijke produkten, terwijl andere van heel slechte kwaliteit bleven. In de studie werd ook de corruptie onder de ambtenaren aan de kaak gesteld. De moeilijke toestand was volgens de opstellers o.m. te wijten aan ‘de wanorde, de verspilling en het gebrek aan planning’. Enkele weken na het verschijnen van die clandestiene studie werden allerlei prijzen verhoogd. In juli 1979 werd de benzine 50 % duurder en werd de prijs van de huishoudbrandstoffen verdubbeld.

De prijzen van kleding en schoeisel voor kinderen gingen zelfs met 200 % omhoog. Ook de tarieven van post, telegraaf en telefoon werden drastisch verhoogd.

Tsjechoslowakije verloor in 1979 → L. Svoboda, die van 1968—75 president was geweest. Ook Kriegel, een kopstuk van de Praagse Lente van 1968, stierf. Toen zijn familie een rouwplechtigheid wilde organiseren, werd dit verboden uit vrees dat dit zou uitgroeien tot een manifestatie van de oppositie.

In de Tsjechoslowaakse pers werd de onrust in Polen in 1980 toegeschreven aan ‘antisocialistische elementen’. In okt. van dat jaar verklaarde Vasil Bilak, de secretaris van het Centraal Comité, die bekend staat als een stalinist, dat de autoriteiten de strijd tegen de zgn. dissidenten zouden voortzetten, ‘zowel tegen de ondertekenaars van Charta 77 als tegen andere vijanden van het sociaüstische systeem’. Dat werd meteen beschouwd als een antwoord op de brief die de woordvoerders van Charta 77 op 28.9.1980 aan president en partijleider → G. Husak richtten om te protesteren tegen het politie-optreden tegen dissidenten.

Het Centrale Comité van de Tsjechoslowaakse Communistische Partij nam tijdens zijn zitting van 7-9.10.1980 een tekst aan waarin een zeer kritische analyse werd gemaakt van de economische toestand in het land. Premier L.→ Strougal kondigde aan dat verscheidene oorspronkelijk vooropgestelde streefcijfers van het vijfjarenplan 1981 85 moesten worden verlaagd. Strougal klaagde over het gebrek aan discipline en efficiëntie in het beheer van tal van bedrijven. Hij weet de tragere groei van de economie daaraan. De premier onderstreepte de leidende rol van de partij, maar hij wees tegelijk op de noodzaak de (staats)vakbonden een belangrijke rol te laten spelen. In mrt. 1980 had Strougal reeds tegenover de leiding van de partij, de federale en de regionale regeringen en de verantwoordelijke bedrijfsleiders verklaard dat een grote inspanning nodig was om de economie nieuw leven in te blazen.

Hij kondigde toen voor de bedrijven o.m. nieuwe richtlijnen aan inzake het energieverbruik en de toewijzing van fondsen. De bedrijfsleiders kregen echter geen grotere autonomie. Wel werden strengere sancties tegen slecht beheer in het vooruitzicht gesteld.

Litt. H.Renner, Tsjechoslowakije en de tankrealiteit (1978); M.van den Heuvel en H.Renner, Groeten uit Praag. Tien jaar na de Praagse Lente (1978).

< >