m. (-en), stedelijk railvervoerssysteem dat geheel van het overige verkeer gescheiden is, al of niet ondergronds.
© Sinds ca.1970 worden in toenemende mate geautomatiseerde systemen gebruikt in het personenvervoer over vaste trajecten (anders dan rollende trottoirs of transportbanden). Zo rijden stadsspoorwegen (metro’s) vaak volautomatisch van station tot station, inclusief het stoppen op de juiste plaats en met optimaal gebruik van de beschikbare rijtijd bij zo laag mogelijk energieverbruik. De ‘bestuurder’ vervult de rol van perronopzichter; hij bedient de deuren, kan storingen opheffen en ingrijpen als er iemand van een perron valt.
Voor het vervoer van passagiers op grote drukke luchthavens en ook bij andere nieuw aangelegde lijnen wordt wel gebruik gemaakt van meestal kleine, langs een baan voortbewogen, eventueel koppelbare cabines waarin geen personeel aanwezig is. Ook bij de perrons zijn dan voorzieningen (een wand met deuren zoals bij een lift) om te voorkomen dat iets of iemand op de baan komt. De cabines stoppen met hun deuren tegenover perrondeuren. Het sluiten der deuren wordt met een zoemer aangekondigd. Er is ambulant personeel voor controle en storingbestrijding alsmede sedentair (d.w.z. op hun plaats blijvend) personeel in de verkeersleidingspost en in de werkplaats. Aangezien de cabines onbemand zijn, kan men in tijden van gering vervoersaanbod met zeer kleine eenheden toch hoge frequenties bieden. De reizigers kunnen zich per telefoon met de verkeersleiding in verbinding stellen. De betaling van de ritprijs geschiedt eveneens geautomatiseerd. Voor de ondersteuning en geleiding wordt gebruik gemaakt van spoorwielen en spoorrails, stelsels met luchtbanden voor resp. dragen en geleiden door horizontaal liggende en verticaal staande geleidebalken, dan wel magnetische of elektrodynamische ondersteuning en geleiding. Het ondersteunings- en geleidingssysteem kan zich ook bevinden op, om of in een bovengronds opgehangen balk. Luchtkussens worden niet meer toegepast. De aandrijving kan geschieden met roterende elektromotoren die de wielen aandrijven of met lineaire inductiemotoren met een aluminium reactierail in de baan. De stroomvoorziening gaat via stroomrails. Als er sterke hellingen zijn wordt ook kabeltractie toegepast. Aan de cabine hoeft dan alleen elektrische energie voor verlichting enz. te worden toegevoerd.
Een goed toegankelijk voorbeeld is de VAL (Véhicule Automatique Léger) in Rijsel. Een dubbelsporige lijn van 13 km met 18 stations is sinds 1982 in bedrijf als stadsspoorweg. De treinstellen hebben 68 zit- en 56 staanplaatsen; zij hebben luchtbanden voor het dragen en geleiden en worden door roterende elektromotoren aangedreven. Men kan een treinopvolgingstijd van minder dan 2 min bereiken, de snelheid bedraagt normaal 60 km/h, maar kan oplopen tot 80 km/h in geval van vertraging. Mocht er een treinstel onderweg panne krijgen, dan kan men het vanuit de centrale post laten opdrukken door de volgende trein. Het blokstelsel is daar speciaal voor aangepast. Er is een continue inductieve signaaloverdracht tussen baan en trein via kabels die in de baan liggen. Opmerkelijk is de zeer fraaie afwerking van de stations.
Andere voorbeelden zijn: een H-Bahn in Dortmund sinds 1984 (hangt aan rubber wielen die, aangedreven door elektromotoren, in een opgehangen balk lopen), een Westinghouse Skybus op de luchthaven Gatwick bij Londen sinds 1983 (luchtbanden, roterende elektromotoren). In Birmingham is sinds eind 1984 een lijn van 600 m met magnetische ondersteuning en lineaire inductiemotor in dienst. In Toronto is in 1984 een lijn van 7 km aangelegd, waarop koppelbare cabines rijden met spoorwielen op spoorrails, aangedreven door lineaire inductiemotoren; deze motoren zijn bestand tegen sneeuw en strenge vorst. In Charleroi worden proeven gedaan met het systeem TAU (Transport Automatisé Urbain) (spoorwielen op spoorrails, roterende elektromotoren; men denkt aan cabines met 20 zit- en 60 staanplaatsen).
Ook de ‘traditionele’ tram mag zich in een hernieuwde belangstelling verheugen. In Frankrijk wordt o.a. in Nantes een tramweg aangelegd. De Belg. kustlijn is geheel gemoderniseerd (in 1983 gereed gekomen), terwijl op 17.12.1983 in Nederland de sneltram Utrecht-Nieuwegein in dienst werd genomen, waarvan druk gebruik wordt gemaakt. Zie afb.p.536.