Gepubliceerd op 05-06-2021

Sociale verzekering

betekenis & definitie

van overheidswege ingestelde of bevorderde verzekering d: e bepaalde volkscategorieën (vooral loontrekkers) uitkeringen verschaft wanneer zij door ziekie, ongeval, werkloosheid, ouderdom of invaliditeit arbeidsinkomen derven en/of moeilijk te dragen onkosten oplopen; in België doorgaans sociale zekerheid genoemd.

Nederland

Al sinds het einde van de jaren zestig wordt gediscussieerd over een herziening van het sociale-verzekeringsstelsel. De discussie gaat vooral over:

1. een herziening vai de uitvoeringsorganisatie;
2. een herziening van het hele stelsel;
3. kostenbeheersing.

Ten aanzien van punt 1 is de SER in 1980 om advies gevraagd, maar de regeringsvoorstellen werden in 1984 afgewezen. Alleen de Sociale Verzekeringsraad werd uitgebreid met zes leden (thans: 24). Ten aanzien van punt 2 zijn aan het begin van de jaren tachtig enkele voorontwerpen van wet verschenen. In 1983 werd de SER opnieuw om advies gevraagd. Het ging daarbij m.n. om de harmonisering van de uitkeringen bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, en de manier waarop de bijstand daarbij moet aansluiten. Voorgesteld werd o.a. de uitkeringen te verlagen tot 70 % van het laatstverdiende loon, en de duur van de werkloosheidsuitkering afhankelijk te stellen van de leeftijd. In juni 1984 bracht de SER een verdeeld advies uit. Ten aanzien van punt 3 zijn vele maatregelen in voorbereiding of al uitgevoerd om de groei van de uitgaven te beperken. Het gaat daarbij o.a. om de afschaffing, bevriezing of verlaging van uitkeringen, verlaging van de berekeningsgrondslagen of van de uitkeringspercentages, verzwaring van de voorwaarden om voor een uitkering in aanmerking te komen, en fraudebestrijding. Wat dat laatste betreft moet de Wet Ketenaansprakelijkheid worden genoemd, die op 1.6 1982 in werking trad en tot doel heeft te voorkomen dat bij onderaanneming en ter-beschikking-stelling van arbeidskrachten gefraudeerd wordt met sociale premies en belastingen.

De kinderbijslag is tussen 1978 en 1980 geheel herzien. De wetten en regelingen op dit gebied zijn vervangen door één nieuwe Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Alle N;d. ingezetenen hebben nu recht op kinderbijslag vanaf het eerste kind. Vanaf 1982 heeft de verzorgende ouder recht op kinderbijslag en in 1983 werd een leeftijdsafhankelijke bijslag ingevoerd. In datzelfde jaar werd de bijslag voor in liet huishouden meewerkende kinderen afgeschaft en voor uitwonende invalide kinderen beperkt.

Het uitkeringspercentage van de Ziektewet is per 1.1.1985 verlaagd tot 75 %; dat van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) werd verlaagd tot 70 % (met een overgangsregeling voor ouderen). Ook de uitkeringen in het kader van de Werkloosheidswet (ww) en de Wet Werkloosheidsvoorziening (wwv) zijn tot 70 % verlaagd. De wwv-rechten van mannen en vrouwen zijn in het kader van de EG-richtlijn inzake de gelijke behandeling van mannen en vrouwen gelijk getrokken. Per 1.4.1981 zijn de toelatingseisen verzwaard: de werknemer moet in de 12 maanden vóór zijn werkloosheid minstens 130 dagen als verzekerde hebben gewerkt.

De EG-richtlijn had ook gevolgen voor de Algemene Ouderdomswet (AÓW). De gehuwde vrouw heeft nu in principe een zelfstandig recht op uitkering. [dr.J.F.Rang]

België

De hoge graad van werkloosheid, veroudering van de bevolking, een stijgend aantal invaliden en de algemene verslechtering van de economische situatie maakten een hervorming van het sociale-zekerheidsstelsel noodzakelijk. Bij alle voorstellen op dit punt kwam het accent geleidelijk te liggen op het streven naar een grotere doelmatigheid in de sociale zekerheid: de uitkeringen moeten terechtkomen bij de mensen die ze nodig hebben; er moet meer duidelijkheid zijn, zodat ieder weet waar hij recht op heeft; de toegankelijkheid moet worden verbeterd door de administratieve formaliteiten tot een minimum terug te brengen. Eind 1980 werd een koninklijke commissie voor de hervorming van de sociale zekerheid aan het werk gezet.

Om het financieel evenwicht van de sociale zekerheid te herstellen werd in 1982 een solidariteitsbijdrage ingevoerd voor inkomens boven BF 3 mln. In 1983 werden nieuwe inkomsten gezocht en verdere besparingen opgelegd. Nieuwe inkomsten zocht men vooral in een verhoging van de sociale-zekerheidsbijdragen. Loongrenzen werden afgeschaft, de bijdragepercentages voor arbeiders en bedienden gelijkgetrokken. Besparingen werden gerealiseerd door o.a. de verlaging van bepaalde uitkeringen. In de gezondheidszorg werden meer structurele maatregelen genomen, teneinde het gegroeide overaanbod aan zorgen en diensten in te perken, o.a. door een beheersing van het aantal ziekenhuisbedden. Om de koopkracht van de minima te sparen, werden enkele bevolkingscategorieën ontzien (invaliden, werklozen, bejaarden en wezen). De bijzondere-machtenwetten hadden in 1982 al maatregelen ten gevolge waarbij de gemiddelde jaarlijkse stijging van de pensioenuitgaven werd teruggebracht van 4 % naar nog geen 1 %. In mei 1984 keurde de Kamer van Volksvertegenwoordigers een harmonisatie van de pensioenregelingen goed die tot doel had: een vereenvoudiging van de vele pensioenstelsels en een beheersing van de pensioenuitgaven. Voor de reeds gepensioneerden bracht de wet nauwelijks verandering. Alleen voor de minimumpensioenen in de overheidssector kwam er een herziening per 1.11.1984. De wet voerde de volledige gelijkheid in tussen mannen en vrouwen, wat o.a. tot uitdrukking komt door invoering van het weduwnaarspensioen. <1