Duits schrijver, *5.6.1907 Düsseldorf. Bongs studeerde germanistiek, kunstgeschiedenis en filosofie te München, Berlijn en Marburg.
Tot 1945 was hij archivaris, later journalist en litterair criticus. In 1971 was hij gastdocent aan de universiteit van Amherst (Massachusetts). Over zijn oorlogservaringen schreef hij gedichten, verhalen en romans. Een aantal van zijn publikaties bevat kritiek op de hedendaagse maatschappij. Werken: poëzie: Das Hirtenland (1933), Tränen und Lächeln, Lorbeer und Dorn (1942), Flug durch die Nacht (1951), Im Tal der Flugscheine (1957), Rechenschaft (1964), Poèmes de Grèce (1964), Malgré tout (1969), Morgen in Opatija (1970), A bis plus minus Zett (1973); toneel: Schüsse 1811 (1939), Absturz (1958); proza: Das Antlitz A.Gides (1953), Die grosse Augen Griechenlands (1962), Urteil über einen gemeinen Soldaten (1966), Das Londoner Manuskript (1969).Litt. W.Paulsen. R.Bongs (1974).
