grote groep geneesmiddelen die worden gebruikt om pijn te bestrijden. Pijnstilling is te bereiken door wegneming van de pijnprikkel (b.v. met spasmolytica), door-blokkade van sensibele zenuwen en dus van de pijnimpuls (plaatselijke verdoving), door verandering van de psychische instelling (b.v. met tranquillizers), door bewusteloosheid (algemene verdoving) of door vermindering van de centrale perceptie van de pijnprikkel en de gewaarwording van de pijn (door middel van de groep van de analgetica).
Vaak worden zowel pijnstillende en koortsverdrijvende als ontstekingswerende eigenschappen bij de stoffen te zamen aangetroffen. Het is gebruikelijk verschillende stoffen in één preparaat samen te voegen, uitgaande van de veronderstelling dat op deze wijze de werking wordt versterkt en tevens de bijwerkingen van de componenten worden verzwakt; zeker is dit allerminst. De meest gebruikte pijnstillers, de analgetica, kunnen in twee groepen worden verdeeld: de hoofdzakelijk centraal aangrijpende stoffen (de narcotische analgetica) en de groep van stoffen die zowel een centraal als een perifeer aangrijpingspunt hebben (niet-narcotische analgetica).Tot de narcotische analgetica behoren de opiaten, en de stoffen waarvan de structuur veel overeenkomst vertoont met die van morfine. Deze stoffen hebben een sterke pijnstillende werking. Zij hebben als nadelen: het veroorzaken van spasmen van het maagdarmkanaal, galwegen en urineblaas, ademhalingsremming en insufficiëntie van hart en bloedvaten. Bovendien geven zij aanleiding tot verslaving en het optreden van gewenning. De meest gangbare narcotische analgetica zijn morfine, methadon en pethidine.
De niet-narcotische analgetica kunnen worden onderverdeeld in:
1. stoffen met tevens een antipyretische (koortswerende) werking, hiertoe behoren de salicylaten (o.a. acetylsalicylzuur, asperine), de aceetanilidederivaten (o.a. fenacetine en paracetamol) en de pyrazolinonderivaten (o.a. aminofenazon);
2. stoffen zonder antipyretische werking (glafenine);
3. stoffen die farmacologisch verwant zijn aan de narcotische analgetica, maar die weinig effect hebben op het bewustzijn en weinig verslavend werken (o.a. pentazocine en codeïne).
De keuze van een analgeticum wordt in belangrijke mate bepaald door de hevigheid van de pijn. Deze keuze wordt bemoeilijkt omdat er maar weinig vergelijkingsmateriaal over de klinische werkzaamheid ter beschikking staat. Verder zijn ook de bijwerkingen bepalend voor de keuze,