Gepubliceerd op 17-01-2021

Mark galle

betekenis & definitie

Belg. taalkundige, *2.9.1930 Denderleeuw. Galle studeerde Germaanse talen te Gent en te Brussel.

Van 1968—69 was hij hoogleraar aan de Economische Hogeschool Limburg en doceerde hij aan het Rijks Hoger Instituut voor Toneel en Cultuurspreiding te Brussel. Hij is redactielid van het Nieuw Vlaams Tijdschrift en werd bekend door zijn radiorubriek over correct taalgebruik ‘Voor wie haar soms geweld aandoet’, die deels in boekvorm is gepubliceerd. In 1979 werd hij in de regeringenMartens benoemd tot minister van Vlaamse zaken en in 1980 tot minister van de Vlaamse Gemeenschap. Werken: Duo met opzet (1953; poëzie), Hygiëne, monoloog van een eenzame vrouw (1960; toneel); essays: Couperus en de kritiek (1963), Cyriel Buysse (1966), Naar keurig Ned. (3 dln. 1971), Literaire gids voor België, Nederland en Luxemburg (1972), Uitspraakwoordenboek van het Ned. (1973), Verzameld werk/Marnix Gijsen (1977).

< >